Hij maakt en verkoopt ze; vier voor een cent. Verder knoedelt hij met oude lappen en petroleum, het resultaat heet: nieuwerwetse Engelse vuurmakers. Hij heeft een hemelhoge toren van kachelhoutjes tegen de wand van zijn winkeltje opgebabeld. Tien talhoutjes op een bosje. Twee-centen-'n-bosje. Hij drijft verder een levendige handel in nootjeskolen en briketten. De nootjeskolen gaan per kop en per maat, de briketten per stuk. Behalve deze 'koude' goederen, slijt hij ook gloeiend-hete handelswaar.
Heet water houdt hij dag-in dag-uit in een grote witgekalkte boiler aan de kook. Voor een cent krijg je een hele ketel vol. Gas en pieterolie is schreeuwend duur. Geen goedkoper water dan het water uit Leipie's water- en vuurnering. Als het koud weer is moet een van de kinderen voor moeder een extra boodschap doen.
'Loop even naar de hokkebaas en haal twee dove kooltjes.' Dove kooltjes zijn tot blokjes geperste sintels. De hokkebaas houdt ze in een houtvuurtje aan de gloei. Ze worden in een vuurvast testje getransporteerd.
Als de kinderen naar school zijn, laat moeder de kachel uitgaan. Dat spaart. Alles wat ze in de loop van de ochtend nodig heeft voor haar huishoudelijk werk zet ze in een kring om haar stoel heen. De aardappelen. De groenten, die nog moeten worden schoongemaakt. Het naai- en verstelwerk. Het testje met de hete dove kooltjes schuift ze in de la van haar houten stoofje. In de bovenkant van het kistje zitten vijf ronde gaten; die laten de warmte door. Ze gaat in haar stoel zitten, voeten op het stoofje, kleren als een grote theewarmer erover heen. De warmte en de koolmonoxyde blijven onder haar rokken. Zo kan ze de hele ochtend rustig en lekker warm haar
60