Meester Snotje is een moe-geplaagde man. Zijn zuster drijft een erwten- en bonenwinkel op het pleintje. De jongens vangen ergens een muis. Die smijten ze de erwten- en bonennering in. Ze noemen dat 'Snotje pesten', en de stakker woont daar niet eens! Tenslotte behoren ze tot het volk, dat de zondebok heeft uitgevonden en voor zo'n muis is verhuizing naar een grutterij trouwens een emigratie naar het paradijs.
'Grutterf ...dat stond in gele krulletters boven de deur van de winkel van Snotjes zuster. Aan weerszijden waren ramen. Op het ene: Erwten en bonen, op het andere raam hadden ze een toepasselijk vers doen schilderen:
' Wie wil borgen komt morgen Morgen is de dag van borgen.'' Slobberige zakken met meel luierden op de vloer. Het rook er melig. Ze verkochten grutterswaren, die tegenwoordig nauwelijks meer gekend of gegeten worden. Gepelde garst, Spaanse erwten, zoger-erwten... wie kent nu vijftig jaar later nog de gerechten, die ermee werden bereid? Veel karakteristieke broodwinningen zijn eerst opgestoten in de vaart der volkeren en toen zijn ze helemaal weggewaaid. Wie weet bijvoorbeeld tegenwoordig nog wat een loterij-man is, of een man, die als ,t regent tweedehands parapluutjes vent. Of wat een water- en vuurnering is?
's Morgens, zo uit de bedstee, krijgt een van de kinderen de vaste dagelijkse order.
'Ga even naar de hokkebaas en haal een cent water.' De hokkebaas hokt in een hok, waarover hij de baas is. Hij is een kleine handwerksman en winkelier. Bij de timmermansbaas verderop bedelt hij grote spanen. Die worden in dikke lijm gedrenkt en met een ijzerdraadje in een permanente krul gedraaid.
59