kennis' niet naar het Joodse schooltje, nee voor dat nuttige doel is school nummer tien in de Rapenburgerstraat de regering in Den Haag een onderwerp van aanhoudende zorg. Het is een nummerschooltje.
Behalve naar gezindte verdelen ze de kinderen naar welstand. Er zijn naamscholen, die zijn voor de kinderen der deftigheid. Die scholen heten naar een persoon uit de jaartallen. De nummerschooltjes zijn voor de onvrijwillige leden der smalle gemeente, die slechts zelden royeert. Het krot van school tien is vroeger een turfloods geweest. De turven gingen eruit, maar ze lieten de reuke der liefde achter. Een vooruitstrevend gemeentebestuur heeft vervolgens moeite noch kosten gespaard om het gebouw zo slecht en lelijk mogelijk te maken. De voornaamste architectonische verfraaiing bestaat uit enorme roosters, die in de buitenmuur zijn aangebracht. Elk lokaal één rooster. Achter zo'n gaatjes-petiel staat de enorme salamanderkachel.
Die roosters spelen een belangrijke rol, wanneer de kinderen een gehate meester oprechtelijk te kennen willen geven, hoe zij over hem denken. Onder elkaar noemen ze de schoolfrik 'meester Snotje'. Die bijnaam heeft hij op rechtmatige wijze verworven. Maar al kennen de jongens zijn bijnaam, daarom weet hij nog niet welke gevoelens zij jegens hem koesteren, al zal hij er wel een flauw vermoeden van hebben. De leerlingen onderwijzen de meester door middel van jongens van een andere school. Die gaan af en toe stukjes draaien. Tijdens de lesuren plaatsen ze zich dan voor de open roosters van school tien. Zij schreeuwen allerlei dubbelzinnigheden, die onmiskenbaar verraden, dat Snotjes handel en wandel ook buiten de muren van de turfloods bekendheid hebben verworven.
58