borrrogoe zal Uw vrrrouw en kinderrren gezond laten en U in de verrrdiensten brrrengen, omijn-wie-omijn.' Zeggen inhalige klanten:
'Japie, je bensjt veel te kort voor een stuiver. Kan d'r niet nog wat bij ?'
'Nóg meerrr? Ook een zorrrg, U bent een vaste klant van me. En dat U de honderrrdduizend mag trrrekken.' 'Een beetje gauw, Japie.'
'Dat U de loterrrij mag trrrekken, een beetje gauw, heel gauw, en dat U de brrruiloft van Uw gezegende kinderrren mag beleven en wie het U niet gunt zal hierrr blind worrrden.' 'Zo, nou is 't goed Japie. Hier heb je nog een cent extra om sjabbes te maken.'
Hoe kan nu zo'n goeiig mannetje de afgunstige vijanden van zijn gezegende klanten eventjes in de gauwigheid een blindheid vloeken ?
Luister goed, en vooral, let op zijn gebaren als hij spreekt; een
mens heeft immers handen gekregen om de onvolkomenheid
van zijn tong teniet te doen. Hij zegt:
'En wie het U niet gunt, zal hier blind worden.'
Bij dat hier wijst de goeierd op zijn eigen borst. Wie kan op zijn
borst blind worden ?
Volwassenen mogen Japie bespotten, de kinderen van de buurt vinden Japie's vermogen tot zegenen geheimzinnig, verlokkend en soms vreesaanjagend. Zij bouwen op hem met het echte geloof, dat niet naar bewijzen vraagt. 'Japie, bensj me even.'
'Jij bent een goed jongetje. Jij scheldt iemand nooit uit. Gebensjt zal je wezen en als God wil zal je op school in elke klas verrr-hoogd worrrden.'
48