Maken sommige jongens het nog bonter. Roepen ze: 'Japie Schaaapengannef... gannef'
Wordt het kereltje echt boos. Stampend met zijn veel te grote schoenen vervloekt hij zijn kwelgeesten: 'Jullie zult nog eens door een dievenwagen naar het gasthuis gerejen worrrden.' * Een vervloeking heeft echter alleen practisch nut, als de muren onmiddellijk instorten en de beren subiet aan het verslinden gaan. De kinderen weten, dat een vervloeking uit zijn mond op zichzelf al een mirakel is. Japie kan beter zegenen dan vloeken. Hij bensjt graag. Hij wenst met overgave en met een volstrekte zekerheid, dat zijn woorden gehoord en verhoord zullen worden. Over ieder kinderhoofd spreidt hij zijn bezwerende handen uit. Hij zegent zonder aanzien des persoons. Ook volwassenen. Maar die moeten er wel eerst om vragen. Ook hem is niets menselijks vreemd: kinderen ongevraagd en gratis, maar de volwassene, die hem royaal bedenkt, kan op een vrijgevige benedictie aanspraak maken.
Die onbedwingbare zucht van Japie van Gelder om over alle kinderen zegewensen uit te strooien, is de essentie der romantiek, die het manneke met zich meedraagt. De kleinen geloven onvoorwaardelijk in zijn almacht. Maar niet alleen de kinderen. Er is in de buurt eigenlijk niemand, die zich uit de ban van deze komieke mysticus kan losmaken. Zegt een cynicus: 'Voordat ik naar de zaak ga, laat ik me altijd eerst door Japie bensjen.'
'Geloof je daar dan in ?'
'Nee, maar men kan nooit weten.'
Murmelt Japie:
'Meneerrr, een mazzel en een brrrooge op Uw hoofd en Shem-
47