Nu ik, (net als de drie musketiers, meer dan veertig jaar later) die klas wéér zie, kan ik alleen maar schamper grinniken. Hoe jij, meester Sikkie, toen je jong was, bent ontwaakt weet ik niet, misschien was V ja op een boerderij en dat sikje van je is daar natuurlijk onder een goede bemesting snel gaan ontspruiten, terwijl de klokjes bimbambeierden over het woud. Maar wij, wij...
Wij worden elke ochtend in de donkere vroegte wakker geschud door de knoestige stok van Japie Schapendief, die op de straatdeuren rommelebommelt. 'Opstaan, zes uur, over vijf minuten is 't half zeven.' Als de mensen slapen, komt de goede Japie op zijn kurketrek-kerbeentjes door de verlaten straten gestiefeld. De kinderen in hun warme bedden zien met hun oren. Ze herkennen elk geluid van de straat. Een krassend, krabbend getik op de keien: zijn zware stok sleept hij achter zich aan. Een ratelend gekraak: dat is de bakker, die zijn kar met dampend vers brood van trapgat tot trapgat duwt.
Je hoort zijn roep eerst in de verte. Hij komt langzaam dichterbij.
'Opstaan, zes uur, over vijf minuten is het half zeven.' Elke ochtend berooft deze goud-eerlijke man zijn medemensen van hun nachtrust, het enige, dat ze werkelijk bezitten en kunnen missen als brood.
Japie kent zijn klantjes. Hij weet wie snel ontwaakt, hij kent ook de moeilijke opstaanders. Hij is zonder genade. Zijn klanten wreken zich met een scheldnaam. Eerst noemen ze hem 'Slapendief'. Maar die / slijt spoedig uit in de was en wordt een ch: Schapendief.
43