De Duitsers hielden op met schieten. Ze dachten, dat ze hun prooi hadden geraakt.
'Terugkruipen naar de glooiing', zei Willem, 'en dan onder dekking verder lopen, maar nu in die richting.'
Hij wees naar een rij hoge huizen, die een paar honderd meter verder stonden.
De krijgslist scheen te zijn gelukt. Ze hoorden de Duitsers rennen naar de plaats, waar Willem en Dirk straks waren neergevallen. Maar de twee jongens liepen nu onder dekking van de lichte verhoging van het terrein op de hoge huizen af. Ze waren nu zo ver weg, dat de geweren hen waarschijnlijk niet meer zouden kunnen bereiken.
Pas toen begon Willem de pijn in zijn arm weer te voelen. Ze waren nu in één van de straten tussen de hoge huizen gekomen. Nergens was een Duitser te zien. Op een deur stond:
TANDARTS
'Erop of er onder', steunde Willem, 'we moeten het wagen. Er zit niets anders op.'
Gejaagd en haastig belde hij aan. Een vrouw deed open. 'U moet ons helpen', zei Willem, en hij wees op zijn rechterarm, 'de moffen zitten ons op de hielen.' 'Kom binnen', zei de vrouw eenvoudig.
Vóórdat ze de deur achter hen sloot, keek ze op de stoep nog even links en rechts in de straat. Er was geen Duitser te zien.
'Dat ziet er niet zo best uit', zei de tandarts, nadat hij een vluchtige blik op Willems gewonde arm had geworpen, U bloedt nog stevig. Jammer, maar ik kan U niet helpen en U kunt hier niet blijven ook. Ik verzoek U mijn huis zo spoedig mogelijk te verlaten. Ik wil niets met zulke dingen te maken hebben.'
Dirk en Willem hadden het gevoel, alsof iemand hen met een moker een slag op het hoofd had gegeven. Zo-even hadden ze nog gedacht, dat ze in veiligheid waren en nu wees de tandarts hun de deur. 'Als de Duitsers ons grijpen, krijgen we de kogel', zei Dirk.
82