tierende en slaande Duitsers hadden wel eens meer van zulke onbegrijpelijke momenten van schijnbare toegevendheid. In het afgesloten W.C. hokje had David zich daarop van alle kledingstukken ontdaan, die hij enigszins kon missen. Slechts in een onderbroekje en een overhemd gekleed, had hij zich toen in de trechter van de W.C. laten zakken. De beletselen, die onder de vernauwde uitgang van de W.C.-koker zaten, wist hij met geweld op zij te trappen en toen liet hij zich door deze koker omlaag zakken. Lenig als een aap (een totaal met vuil bedekte aap) had hij kans gezien op één van de assen van de trein te klimmen. Daar bleef hij toen zitten om op adem te komen; dat was wel nodig, want hij was volkomen uitgeput van de inspanning en de klauterpartij. Onderwijl denderde de trein verder over de rails naar het oosten. David pijnigde zijn hersens af met de vraag, hoe hij zich zonder te worden doodgereden van die as op de grond zou kunnen laten zakken. Volkomen kalm en nuchter berekende hij zijn kansen. Zich gewoon voorover te laten vallen, zodat hij tussen de rails op de grond zou komen te liggen - dat zou nog wel gaan. Maar het grote gevaar was, dat hij langzamer zou vallen dan de trein reed. Dan zou hij een klap van een wielas in zijn rug of tegen het hoofd krijgen en dat zou onherroepelijk het einde betekenen. Evenwel, hij kwam tot de conclusie, dat hij geen keus had. Hij moest het wagen. Hij zette zich schrap en was juist gereed om zijn laatste steun los te laten, toen de trein
76