HOOFDSTUK V
'Sta of ik schiet'
Willem en Dirk kwamen naar Hengelo, omdat ze hadden gehoord, dat bij een betrouwbare metaalbewerker wapens te krijgen waren. De man woonde in een volkrijke arbeidersbuurt. Achter zijn huis had hij een schuurtje, waarin hij wat knutselde. Hij had inderdaad een paar oude revolvers opgekalefaterd, maar een man, die regelmatig wapens van allerlei soort zou kunnen leveren... neen, dat was hij niet.
'Dat is weer een van die overdreven verhalen, die je onder strikte geheimhouding als belangrijke tip wordt verteld', zei Willem mistroostig, 'de mensen horen iets, en fantaseren er zelf een hele boel bij.'
De metaalbewerker zei, dat hij eens moest denken over het voorstel van Willem in de toekomst meer oude revolvers geschikt te maken voor het gebruik .Hij heette Jan van der Kulk. Hij was volstrekt betrouwbaar, en hij dorst ook wel risico te lopen, maar als je gesnapt werd bij het vervaardigen van wapens, ging je op staande voet tegen de muur. En hij had een vrouw en kinderen. Hij had een knechtje in dienst, een jongen van een jaar of negentien met felle gitzwarte ogen, een springerige bos krulhaar en een paar beweeglijke handen, waarmee hij elk woord, dat hij sprak scheen te willen onderstrepen. Het knechtje heette David Cohen, en hij kwam uit Amsterdam.
'Die is er nog juist op het laatste nippertje tussen uit gewipt', zei Jan van der Kulk.
Dirk moest denken aan het gezin van Hartog Leeuwin, dat door Lien naar het noorden was gebracht. Ook dat gezin was tijdens de periode van heftige jodenvervolging uit Amsterdam gevlucht, en er niet meer teruggekeerd. Was David ook zo iemand? 'Nee', zei David en toen zweeg hij. Het was alsof er een rem op zijn woorden werd gezet.
Maar Jan van der Kulk vertelde het hele verhaal. Het begin van de geschiedenis van David Cohen's vlucht uit de hoofdstad lag inderdaad ook in de weken voor de Februaristaking. Op zaterdagmiddag
74