bij bakker Jansen in de kost, of de zender en al het spul wat erbij hoorde was door Gijs en Taeke in een bootje over het meer gebracht. Aan de andere oever nam iemand het vrachtje over, verborg alles onder een lading hakhout, oud stro en dergelijke rommel en 'Hortsik' zei de boer. Het paard sjokte over de landwegen naar een ver dorp, waar zender, ontvangtoestel en andere spullen op een veilige plek werden opgeborgen, totdat Willem een nieuwe plaats voor de zender zou hebben gevonden.
Onderwijl wekte de nieuwe knecht, hij heette Guurt Ozendorp, een kleine sensatie. Niet alleen dat hij een echte stadse meneer was en van het bakkersvak maar heel weinig bleek te weten, maar hij had een hobby, die de dorpelingen met verbazing vervulde. Hij verscheen op straat met een grote botaniseertrommel aan een koord om zijn schouder, een lang vlindernet in de hand, een veldkijker en een ouderwets fototoestel. Hij was een groot liefhebber van de natuur, vertelde hij ijverig rond. Iedereen, die er belangstelling voor had, toonde hij graag een tiental dozen met glazen deksels; daarin zaten honderden vlinders en vliegjes geprikt. Hij was een verzamelaar van vlinders, een kenner van vogels, en een bewonderaar van
70