'Raar', dacht Gijs, 'het meeste eten is op de bon en overal hebben ze personeel te veel. Alleen bij bakker Jansen moet er zo nodig een mannetje bij en het mooiste is, dat de bakker het helemaal niet druk heeft. Vreemd.'
Hij vond het langzamerhand zo vreemd worden, dat hij besloot er met Taeke Tuinstra over te spreken. Toen die alles had gehoord, keek ook hij bedenkelijk.
'Het kan allemaal niets te betekenen hebben', zei hij, 'maar ik geef toe: verdacht is het wel. Alleen, de moeilijkheid is, wat doen we nu?' De slimme Gijs had eveneens over die vraag nagedacht. En hij wist er een antwoord op ook.
'Kijk', zei hij op zijn trage manier, terwijl hij Taeke een olijk knipoogje gaf, 'met een beetje geluk kom ik er wel achter, wanneer die lange werphengel, ik bedoel Jan Jansen, op reis gaat. Als jij nou kunt zorgen, dat er tegen die tijd een mannetje in de buurt is, dat ook op reis moet, kan die knaap van jou hem schaduwen. Maar het moet natuurlijk wel iemand zijn, die voor Jan een volslagen vreemde is.' Weer gaf Gijs hem dat olijke knipoogje. Taeke knipoogde terug. Ze wisten wat ze bedoelden, woorden waren verder niet nodig. Gijs had allang begrepen, dat er voor het geheimzinnige werkje met de zender mensen nodig waren, die voor de bediening zorgden. Hij was veel te verstandig er naar te vragen. Hij had Taeke met zijn knipoogje alleen maar willen zeggen: waarom stuur je niet één van die lui achter de lange Jan aan. Die is immers een volslagen vreemde voor de zoon van de bakker.
Willem was de lange Jansen gevolgd tot in Zwolle. Hij was er zeker van dat de bakkerszoon hem niet had opgemerkt. In Zwolle stapte Jan uit de trein, niet met de bedoeling over te stappen in een andere. Neen, hij liep naar de uitgang van het station. Willem drentelde op een flinke afstand achter hem aan.
Midden in de stad bleef Jan Jansen voor een groot huis staan. Hij keek links, hij keek rechts. Daarop stak hij snel het stukje straat over en verdween in het huis.
Willem wachtte enkele minuten, vervolgens drentelde hij langzaam in de straat verder. Voor het huis, waarin Jan Jansen verdwenen was, keek Willem op. Er stond een Duitse schildwacht voor de deur. Boven de deur stond duidelijk aangegeven, wat voor huis het was:
66