tijds was er enorm veel veranderd. Maar het meest veranderd vond Dirk de Nederlanders, die in Engeland woonden. Een halfjaar van zeer gevaarlijk leven in het bezette gebied lag achter hem. Een tijd van zeer nauwe aanraking met een hard, meedogenloos bestaan, maar ook een prachtige periode van samenwerking met mensen, die niet kletsten, maar daadwerkelijk alles op het spel zetten om de bevrijding dichterbij te brengen.
Bitter ondervond Dirk de tegenstelling tussen dit heldhaftige leven in het vaderland en de betrekkelijk gemakkelijke rust van het Nederlandse wereldje, dat hij bij zijn terugkomst in Londen aantrof. Hij had ook zijn oude vriend, de journalist Gerard van Reuve weer ontmoet. Die zat nog steeds braaf in het hokje van het Algemeen Nederlands Persbureau in het Britse Ministerie van Informatie en daar voorzag hij plichtsgetrouw de buitenlandse pers van nieuws over Nederland.
'Ik kom hier de grote jongens uit het vak elke dag tegen', zei Gerard, 'Quinten Reynolds en Edgar Mowrer en Knickerbocker en noem nog maar zo een paar beroemdheden uit de wereldjournalis-tiek op. Die knapen gaan er op uit. Ze kruipen in vliegtuigen, die boven Berlijn bommen uitgooien. Ze willen hun lezers een waarheidsgetrouw verslag geven van wat er allemaal gebeurt. En ik? Ik heb een routine-baantje, ik ben een soort veredelde kantoorbediende, meer niet. In het begin dacht ik: Tjonge, wat is dit een belangrijke baan. Je bent als het ware de spreekbuis van ons land voor de hele wereld. Maar dat nieuwtje is er allang van af, hoor. Ik geef gestencilde papiertjes uit met mededelingen van de regering erop. Ik kom 's morgens op tijd en ga 's middags netjes op tijd weer weg.' 'Jou bevalt het leven in Londen dus ook niet erg?' vroeg Dirk. 'Helemaal niet', zei Gerard, 'ik erger me tegenwoordig aan alles en het meeste nog aan die landgenoten van jou en mij, die hier aan de Theems zijn aangespoeld. Och, ze zullen het allemaal wel goed bedoelen, hoor, daar twijfel ik niet aan, maar het is zo klein en zo pietepeuterig. Ze leven te dicht bij en op elkaar. Ik noem het in een gallige bui: Katwijk aan de Theems. Ze weten precies wat de Minister-President vanmorgen tegen zijn kapper heeft gezegd en dat de Minister van Financiën vanmiddag bij de lunch een kwaad gezicht trok. Ze zitten in het Netherland House en leuteren naar vaderlandse zede...'
109