DIE-EN-DIE IS ER NÓG.
Elke keer, wanneer ik door de markensteeg loop, verbaas ik me erover, dat de weinige huizen zo dicht op elkander staan. Ik ben er geboren en ik heb er jaren gewoond. Dan moet men zo'n straatje toch wel kennen! Destijds vormde het een smal ravijntje in het Amsterdamse huizenmassief. Het was er bijna de hele dag schemerig donker. Alleen tegen drie uur, als de zon op de keien scheen, lag fel licht naast slagschaduw; en dat gebeurde alleen maar gedurende enkele zomerse weken.
Was de steeg vroeger dan breder? Dat kan toch niet. Maar iedereen kan nu wél zien, dat er toen meer huizen hebben gestaan. Die werden later gesloopt. Bijgebouwd is er niets. De steeg is nu net een gebit, waar een tandarts zo maar, met pijn en al, hier een kies heeft uitgerukt, en verderop een tand, en daar nog een tand. Het straatje is veranderd; en ik ben ook meer dan veertig jaar ouder geworden. Misschien heb ik daardoor moeite de Markensteeg te herkennen.
Soms denk ik, dat ik alles heb gedroomd. Het is een phantoom-straat.
Maar dan loop ik over het asfalt van de Joden Breestraat en opeens is daar het vertrouwde naambordje:
MARKENSTEEG