wijs werd gebracht, weet niemand. Maar in elk geval, ze vergiste zich met de poeders. En ze merkte het pas, toen het te laat was. Bleek als een dode bekende ze mijn vader haar fout.
Moeder kreeg de poeders, die voor grootmoeder bestemd waren, en herstelde van de griep, wat ze waarschijnlijk ook zou hebben gedaan zonder medicijnen. En grootmoeder kreeg de grieppoeders van moeder, waar de dokter nog zo tegen gewaarschuwd had, en drie dagen later zat ze rechtop in bed en at met smaak een stuk gekookte heilbot. Binnen veertien dagen was ze hersteld. Ze is drie en negentig jaar geworden. Niet één dag is ze meer ziek geweest.
״Dat komt er nu van als je kunt lezen en schrijven," placht ze te spotten, ״als die verpleegster had gelezen wat er op het pakje poeders stond, had ze me natuurlijk de goede gegeven en dan was ik nu al dood . .. enne ... die dokter kan men ook vertellen hoe laat het is." Ja, drie en negentig is ze geworden, bijna even oud als haar moeder, die misschien nog zou leven, als ze niet van de trap was gevallen. En niet één dag is grootmoeder meer ziek geweest. Maar het laatste jaar was ze niet meer zo best ter been. Haar geest bleef volkomen helder. Ze zat bij ons thuis in de voorkamer voor het raam en keek naar kooplui, die 's morgens op straat hun karren met negotie oplaadden. Als die kooplui 's avonds terugkwamen en ze telden na hoeveel appelen ze overhadden, telde grootmoeder achter het venster mee, hardop: ״Een, twee ... en drie is vijf... en nog drie is acht. .." En na een poosje zei ze:
„Hij heeft vandaag twee honderd dertig appelen verkocht. Ik heb vanmorgen ook meegeteld, toen hij de kar oplaadde."
32