Ze was een curieuse persoonlijkheid in haar eenvoudige wereldje. Een wonderkind was ze allesbehalve. Grootmoeders zoals zij er een was, hebben vele mensen gehad. Ze trachtte op haar primitieve manier boven het leven te staan. Het kreeg haar niet kapot. Ze wist het te dwingen en te kneden naar haar wil.
Men zegt, dat ze aan verval van krachten gestorven is, maar ik betwijfel dat. Ik geloof, dat ze niet langer wilde leven. In het ziekenhuis heb ik haar voor het laatst levend gezien. Ze lag alleen in een klein kamertje. Rustig en volkomen in vrede. Ze keek me met haar heldere grijze ogen aan, alsof ze zeggen wou: ״Jou behoef ik niets te vertellen. Jij begrijpt me, al weet je het nu misschien zelf nog niet." En haar mond zei:
״Ik ga dood. Ik zal blij zijn als ik kan uitrusten. Ik heb mijn negotie uitgevent. Nu ga ik mijn karretje naar huis rijden en dan heb ik gedaan wat ik doen moest." De verpleegster kwam binnen om wat bloemen op het tafeltje te schikken. Met haar stond grootmoeder op gespannen voet. Ze mocht nu eenmaal geen verpleegsters. Toen het meisje weer weg was, zei grootmoeder tegen me:
״Als ze me een daalder biedt, kan ze m'n ziekte overnemen. Geloof me, hij heeft me meer aan inkoop gekost." Toen sloot ze de ogen en was dood. Ze stierf nog vóór 10 Mei 1940 en ze heeft dus, gelukkig, een graf voor zich alleen, in Diemen. Meer dan eenmaal per jaar ga ik het bezoeken. Neen, Diemer Kermis is er niet. De paar mensen, die er nog zijn, hebben doden genoeg om te gedenken, maar slechts weinig graven, waar ze hun eerbetoon kunnen neerleggen.
33