Ik praat met een der leiders van de arbeidersbeweging. Hij heeft mijn introducties stuk voor stuk bedachtzaam onderzocht en mij eens goed aangekeken. Dan zegt hij:
״Ik wil met je praten partijgenoot, maar één belofte vooraf, zegt nooit, dat je dit van mij gehoord hebt. Je kunt het in de krant zetten, je kunt er je eigen conclusies aan ver־ binden, het is alles best.... maar mijn naam mag je niet noemen. Liebermann in Brest Litowsk is een les geweest."
Dat heet in het Poolsch: democratische dictatuur.
״Iedereen kan je hier bij de politieke politie aanbrengen", zegt in een andere plaats een van onze menschen. ״Op huis־ zoekingen zijn we tegenwoordig altijd voorbereid. En belangrijke mededeelingen doen wij liever niet per brief of per telefoon."
Polen heeft geen politiek leven; Polen heeft een politiek oppercommando!
Tegenover mij zit, in een der Poolsche stadjes, een Joodsch industrieel. Hij is voor honderd procent regeerings־ getrouw. Maar ik heb hem gevraagd naar zijn meening over den toestand der Joden in zijn land. Het gesprek is van zuiver zakelijk in het begin, zeer vertrouwelijk geworden. Hij praat niet; hij stort zijn hart uit. En als wij afscheid nemen, grijpt hij mijn hand en bezweert mij met geen woord ook maar aan te duiden wat zijn naam, woonplaats of beroep is.
Ik heb dat vele, vele malen moeten beloven tijdens mijn reis door Polen.
Maar toch: Pilsoedski toont tegenover de Joden niet de publieke vijandelijkheid der oude Russen. Zijn trouwste vazallen in het parlement zijn Joden.
״Hij heeft zich zijn Joden gekocht" zegt men mij, ״hij heeft onder zijn aanhangers een aantal Joden, die in hem de veiligste waarborg zien van het bezit. Zij leenen zich tot alles. En er zijn ook, die zich een carrière kochten met een eed van trouw aan de regeering."
9