Een uur later: we vertrekken.
De trein rijdt niet, hij snelt den dood tegemoet. Het ge? heele treinpersoneel is dronken, niet wat men noemt: aan? geschoten, maar laveloos. Om een uur of twee 's nachts ont? waakt de hoofdconducteur uit zijn alcoholische visioenen. De rest van den nacht besteedt hij met zeer aanhalig te doen tegen alleen־־reizende dames.
's Morgens acht uur: Halmei, een vergeten nest op de Roemeensche grens.
Ik vraag den stationschef wanneer een trein vertrekt naar Mukacevo, dat geen uur ver moet liggen. Hij weet het niet!
״Wacht u een uurtje, dan komt de Tsjechische kaartjes«
verkooper---- die weet het wel."
's Middags twaalf uur ben ik terug in de beschaafde wereld: het Tsjechische grensstationnetje Batavo.
Op het restauratie־tafeltje ligt een schoon servet. Wat is dat laken smetteloos wit! Ik kijk er naar, minuten lang. Het is als een bad!
54