BOEKOWINA, VERLOREN BESCHAVING
e trein schuift met een tam vaartje over de rails; van Lwow voorbij Snyatin, regelrecht nu in de richting van de Poolsch־Roemeensche grens. En bij eiken kilometer wordt mijn reisgenoot zenuwachtiger.
Mijn reisgenoot op dit traject is een Amerikaan. Een" brutale hond van een Yank. Als hij loopt, komt eerst zijn kin, daarna hij zelf.
Mister Isaacson heeft al vier uren lang geprobeerd aan den weet te komen in wat voor geheimzinnige waren ik handel. Hij heeft listige vragen gesteld in het krolsche Engelsch van God's eigen land; hij heeft in het Fransch verteld, dat hij zelf in reclame „doet", maar dat dit natuurlijk niet de eenige branche is, waarin een handig jong zakenman veel geld kan maken. Ik heb op al zijn vragen gezwegen en slechts zeer dubbelzinnig geglimlacht. Daarop heeft hij mij onthuld, dat hij eigenlijk Roemeen van origine is, maar sinds dertig jaar in „Amurrikke" woont. En toen ik hem daarop nog niet mijn nationaliteit kond deed, heeft hij me in het Yiddisch ge* vraagd of ik misschien in verdoovende middelen scharrel; hij heeft een kennis, enfin twee Yiddisch־sprekenden weten wat een bril mag kosten.
Van allen kant loopt hij storm op de vesting mijner terug־ houdendheid. Ten leste krijgt hij diep respect voor den ver־ dediger. Hij gaat goede raadgevingen uitdeelen voor adspi־ rant־smokkelaars. Ik trek onverschillig, ijzig־onverschillig, met de schouders. Wijs met een vaag gebaar naar mijn bin־ nenzak, vervolgens naar mijn koffer boven in het net. Zeg, dat alle Roemeensche douanen voor mijn part naar de weer־ licht kunnen loopen. Als zij het wagen durven om hun smerige vingers uit te steken naar mijn bagage, zal ik ze eigenvoetig den trein uittrappen. Ik zal hen laten merken, dat ze mij in hun welbegrepen eigenbelang met rust moeten laten.
D
47