Kaplansky's rijk־gemeubileerde kamer, aan zijn welverzorgde huid en aan zijn kostbare schilderijen, spoedig weg.
Wie kan aan Italiaansche miniaturen denken, wanneer hij door de Rameilesgas in Wilna loopt?
Het ghetto van Wilna is oer־oud. Aan dien ouderdom ont־ leenen de fotografieën van de bochtige straatjes en de gebo־ gen poortjes, haar glans.
Zij zijn mooi, die artistieke foto's van Wilna; de werkelijk» heid is anders 1
De straten zijn morsig en zonder behoorlijke bedekking. De ״kattenkoppen", gelijk de Polen de ronde keien noemen, doen den ongeoefende strompelen als een kind, dat pas leert loopen. De kamertjes in de huizen zijn donker en bedompt. Sanitaire inrichtingen van den primitiefsten aard ontbreken.
En tóch----alles zou te dragen zijn, de bochtige steegjes en
slopjes, de bedompte atmosfeer der behuizingen, wanneer niet in elk huis het grijnzend spook van honger en ontbe־ ring woonde!
Er wordt zwarte armoede geleden in Wilna. De winkel־ straten zijn uitgestorven, de deuren gesloten, de rolluiken omlaag. De houthandel ligt verlamd. De industrie sterft bij gebrek aan achterland. De bevolking pauperiseert; snel, steeds snéller!
Wél zijn de Joden van Wilna, de menschen van het Boek. In een straatje achteraf, geleund tegen den muur van de acht eeuwen oude Synagoge is de Straschun Bibliotheek, de we־ reldberoemde!
Het verhaal, dat beroemde verzamelaars millioenen heb־ ben geboden voor de handschriften van den Goan, die hier — in een rommelige, wrakke kast — bewaard worden, is be־ kend genoeg. En ook: dat men al deze aanbiedingen van de hand heeft gewezen. O zeker, deze trouw aan geestelijke ver־ worvenheden is ontroerend! Men kan er schoone volzinnen over schrijven.
44