handen zijn doorschijnend en welverzorgd. Als hij spreekt liggen zij, beheerscht en toch ongedwongen rustig, op het groote bureau. Alleen als de gast wil gaan spreken over zijn reiservaringen van de laatste weken, over woningtoe־ standen en over economische boycot, wuift de rechterhand even en zeggen de smalle lippen:
״In Wilna____ misschien is daar ook wel armoede____
maar u moet Wilna zien met de oogen van een zoeker naar oude schoonheid. Mijn stad is een centrum van intellec־
tueele krachten. Pilsoedski is hier in de buurt geboren____
alle groote Poolsche staatslieden komen van hier. Er gaat van Wilna een inspireerende invloed uit op de andere dee־ len van het land. En u moogt Wilna niet verlaten zonder de Straschun Bibliotheek gezien te hebben."
Zeker, beminnelijke gastheer, de Straschun Bibliotheek interesseert mij, al ben ik heusch niet speciaal voor deze boekerij gisteravond in den trein gestapt. Hoe is het met den toestand van Pan Kaplansky's ras־, volks־ en geloofs־ genooten in Wilna? Ik sprak toch met houthandelaren die mij den toestand in sombere kleuren afschilderden! Ik hoorde immers het relaas van industrieelen uit deze streek, die hun fabrieken moeten sluiten, wijl de goedkoope regee־ ringscredieten voor hun niet beschikbaar bleken! Pan Kaplansky is een gestudeerd man, hij kent de wereld en de menschen. Hij is een man van invloed en van ervaring. Wat is nu zijn meening over dit alles?
Maar hij is ook een wellevend man. De eerste eisch der be:׳ schaafde conversatie is, dat men niet spreekt over onderwer־ pen van ruwen, onmenschelijken, vloekwaardigen aard. En zoo loopt dit aangenaam gekeuvel dood; de gastheer kan toch niet blijven wuiven!
Weer op straat blaast de ijzige wind alle herinneringen aan
43