WILNA, DE PROVINCIE
Tien uren achtereen heeft de locomotief met vurig geweld een tunnel geboord door het zwart van den nacht. De zon ging onder achter de huizen van Warschau. Nu gaat zij op over het verlaten land van Russisch Polen.
De laars van den Rus heeft zwaar gelegen op deze toch al arme bevolking. Elk kruimeltje voorspoed heeft vadertje czaar geroofd; deze bevolking was slechts geboren om geld te verdienen voor de rijke bezitters. De groote heeren zaten in Parijs, in Petersburg of in Nizza en verbrasten de kope־־ ken, die de boeren hadden geperst uit den schamelen bo* dem. De regeering van den Czaar liet de wegen vergruizen, de openbare gebouwen instorten, de pijlers der bruggen vermolmen. Het land betaalde geen belasting; het bracht zonder ophouden een schatting op ten bate van de mach־ tige heeren, aan wie het leger gehoorzaam was.
Braak als voor twintig jaar liggen nog steeds deze landen. Het aantal begaanbare wegen is te tellen aan de vingers van een hand, het aantal autostradas nog geringer. Ingenieurs hebben gezegd, dat de golvende bodem mineralen moet be־־ vatten, steenkolen, ijzer misschien en zout en naphta, maar de regeering van Pilsoedski, die nu de soldaten beveelt in plaats van den Czaar, heeft geen geld.
Troosteloos ligt het land onder de laagstaande zon. De lente is al gekomen tot Warschau. Hier in het Noorden blaast nog een ijzige wind langs de weinige hoeven.
Het is ijzig koud inWilna, dat eenzaam ligt in de verlaten vlakte. In de fiakers voor het station snurken de koetsiers. De kolossale lichamen zijn in de lilliputterige rijtuigjes dikke balen vodden. De wielen der karretjes zakken onder hun zware gewicht vele centimeters diep in den paarden« mest, die, een groenachtige laag asphalt, de straten bedekt. Maar tot de studeerkamer van den ijzerwarenhandelaar Kaplan Kaplansky heeft de winter niet kunnen doordringen.
41