De huisvader met dit ongekend־hooge inkomen woont dan ook naar zijn stand. Met vrouw en vijf kinderen huist hij in een gelijkstraatsche kamer van vier bij twee en een halven meter. Slaapkamer, woonkamer, werkplaats, alles is deze kamer tegelijk, maar zij is dan ook vorstelijk ruim. Maar wa־ terij־afloop heeft zij niet en de geheele straat heeft een ge־ meenschappelijk privaat.
De rijke schoenmaker heeft in drie maanden geen Zlot ver־ diend; hij heeft dus allen tijd om den zonderlingen journalist, die het zindelijke Holland vrijwillig verliet, rond te leiden door de buurt, die hij hartgrondig zegt te vervloeken.
Het wordt een tocht van uren en uren. De schoenmaker zoekt geen slechte voorbeelden uit. Alles is hier van gelijke smerigheid. Op vier en twintig uren sporen van hier ligt de stad van dr. Heijermans, waar een hond bekeurd wordt, wanneer hij een slagerij binnenkuiert. Een Nederlandsche zwijnenstal is een aseptische behuizing vergeleken bij deze woningen.
Wij beklimmen een kleverige trap. Kamer van drie bij twee. Bewoners: vijf personen. De man is smid, heeft in twee jaar geen werk gehad.
״Waarvan leeft u dan?"
״Van wat we krijgen!"
״Hoeveel is dat?"
״Van vijf Zloty (één gulden vijftig) per dag kan men royaal leven. Ik koop nu op Zondag een stuk oud brood en een paar kilo bevroren aardappelen, daarvan leeft men de geheele week."
De rijke schoenmaker lacht smalend om mijn ontsteld gezicht. Hij heeft nog wel schameler klanten.
Een andere huizendoolhof. Een wee־zoete stank van be־ dorven menschen־lichamen slaat door de geopende deur. Het is een drie־kamerwoning, die ik nu betreed: één kamer, een keuken en een soort alcoofje. In de kamer wonen elf personen; in de keuken vijf, in het alcoofje nog eens vijf.
36