Lodz; dan redekavelen de geleerden over de vraag of het drinkwater־typhus is of honger־tvphus.
De textielindustrie in Lodz is vrijwel geheel in Joodsche handen. Men begrijpe deze vermelding niet verkeerd: zij wil niet zeggen, dat in deze industrie uitsluitend Joodsche handen werk vinden. Zij beteekent slechts: de onderne־ mers zijn Joden. In de fabrieken zelf werken geen Joden, hébben nooit Joden gewerkt!
Het schijnt, dat er in den Joodschen proletariërsstroom, die vijftig jaar geleden naar Lodz trok, weinig animo voor fa־ brieksarbeid leefde. Goudzoekers doorstaan alle ontberingen door het krachtig geloof, dat iedereen de rijke ader kan vin־ den. Maar na tien jaren vergeefs ploeteren ging ook de bot־ ste begrijpen, dat velen uitgetrokken waren, maar weinig ge־ roepen tot ondernemerswinst. De Joodsche arbeiders, die werken wilden, gingen dus naar hun ras־, volks־ en geloofsge־ nooten, naar de Eitingon's, de Kohn's en de anderen; vroe־ gen om werk.
Zij werden afgewezen!
De goedwillige toerist begrijpt die afwijzing niet. Voor hem is een Hollander een man met een wijde broek cn klompen aan de voeten; en en Jood een baardige grijsaard met een gedenkboek in de hand. In zijn toeristenhoofd zweeft de verheven opvatting, dat alle leden van een volk, van een ras één zijn en elkander helpen, al spreken socialis־ ten ook van klassenstrijd.
De Eitingon's en de Kohn's hadden hun wereldkennis niet van reclame־platen. Nogmaals: voor gevoeligheden hadden zij geen tijd. Zij, de Joodsche ondernemers, stookten hun Poolsche werklieden op om zich te verzetten tegen de tewerk־ stelling van Joden.
Maar, zelfs mét het geïnspireerde verzet der Poolsche ar־ beiders, was voor de orthodox־vrome Joodsche ondernemers
29