dere bemanningsleden psychisch zou infecteren. Paniek kon de ernstigste gevolgen hebben.
Stuurman van der Mey greep zijn revolver en ging dreigend rechtop aan het roer staan.
‘Wie niet onmiddellijk gaat hozen, schiet ik neer als een hond. Ik duld geen insubordinatie. Jullie weet, dat ik het meen.’
Vreemd is de mens in ogenblikken als deze. De stemming die nog pas tot het uiterste gespannen was, brak plotseling. De oproerige matroos mompelde iets. Ging hozen. De anderen deden hetzelfde. Enkele minuten later werd er weer gelachen. Iemand begon een liedje te zingen.
Voordat het schip uit Glasgow vertrok, hadden de hoofdofficieren enkele inlichtingen gekregen omtrent Russische vestigingen op Nova Zembla. Aan het kanaal, dat de Barentsz-zee met de Karazee verbindt, was een Russische vliegtuigbasis gevestigd. Helaas was er geen peiling op die vlieg-tuigbasis te nemen. Bovendien hadden ze geen precisiemeter voor tijdsaanwijzing. Positie bepalen was daardoor onmogelijk. In het hoge noorden, waar de zon zich slechts langzaam langs de hemel schijnt te bewegen is het erg moeilijk, zo niet ondoenlijk, om met het blote oog het tijdstip aan te geven, dat de zon op het hoogste punt staat. Ze voeren op een gegist bestek. Verder moesten ze bidden en hopen dat ze goed terecht zouden komen. Zo voeren de drie sloepen langzaam in noordelijke richting. Het grootste directe gevaar was nu, dat voeten of handen zouden bevriezen. De enige remedie was: wrijven, desnoods met droge poedersneeuw, wrijven en nog eens wrijven. Een aantal schipbreukelingen wreef inderdaad, maar een ander deel was er te apathisch voor. Deze laatsten verspreidden de stemming: wat komt het erop aan, of je van de kat of van de kater wordt gebeten, doodvriezen of verzuipen, het eind is zeker.
De zon was intussen door het wolkendek heen gebroken. Het begon een tikje minder koud te worden. Het eerste rantsoen werd uitgedeeld, noodvoeding in de vorm van chocoladeblokjes en een slokje water.
Later kwam er dichte mist opzetten. De zeilen werden gestreken. Men besloot bij elkaar te blijven. De andere sloepen waren te be-schreeuwen, maar in de mist niet te zien. De stemming van de mannen daalde snel. Mistroostig zaten ze in de kou. Na een paar uur trok de mist op, er kwam een vleugje wind opzetten. Zo ging de eerste dag voorbij.
De eerste Poolnacht voor de schipbreukelingen brak aan. Midden in de zomer. Het werd ’s nachts niet geheel donker. Maar wel bitter koud. De lucht was staalblauw. Er waren een paar sterren zichtbaar. De mannen kropen tegen elkaar aan voor een beetje warmte. De open boot gaf geen enkele beschutting tegen de snerpende wind.
Kapitein Sissingh had zeer veel van de koude te lijden. Aanvankelijk had
87