van de voerder gewaagd, maar Adolf, de onkwetsbare, verrijst ongedeerd uit de gebroken bierpullen.
Officieel Den Haag stuurt een gelukwens, de politiek bezit een eigen moraal. Dit is immers Nederland anno 1938. Het is niet de meest glorieuse tijd in ons bestaan.
Er is geen zienersblik nodig om te weten dat vroeg of laat (waarschijnlijk eerder vroeg dan laat) het noodlot aan de deur zal kloppen. Hitler ante portas... het klinkt als een S.O.S. door de lage landen. Wij zeggen zelf dat wij een verdeeld volk zijn. Colijn heeft het zijne gedaan om die gespletenheid niet te doen slinken. Maar het wordt tij d de eenheid van Nederland stevig in elkaar te spijkeren. De oude anti-these, lang reeds overleden, wordt nu ter aarde besteld. Van deze dode niet veel goeds. Een kwart deel van Nederland, het rode deel, heeft hetzelfde gevoel als het kind dat op school moest blijven zitten, ofschoon de cijfers van zijn rapport prima waren, maar de meester had aan het schaap zo’n hekel. Colijn treedt af. De Duitse schaduw bezit meer kracht dan de sterkste man van Nederlandse stam.
Jonkheer de Geer krijgt opdracht een nieuw ministerie op de helling te zetten en dat, wind en weder dienende, meteen van stapel te laten lopen. De jonkheer is een politicus, zoals er de laatste vijftig jaar dozijnen uit de Nederlandse fabriek zijn gerold. Een goed verstand onder een laag plafond. ‘Hij is goud-eerlijk’ zeggen de kranten... stel je voor dat hij er ook nog oneerlijk bij was. Zijn voornaamste eigenschap: hij is zo gewóón. En de tijden zijn zo óngewoon. Grote mensen kunnen heersen, en kleine kunnen het ook. De groten volgen van nature de gedachte: verenig en leid. De kleine berekenen slim: verdeel en heers.
De slimme jonkheer zoekt in het anti-revolutionaire volk naar ministers. Zonder enige moeite vindt hij de kleine vinnige Friese stijfkop Pieter Sjoerds Gerbrandy. Een roerig, oppositioneel element in eigen kring. ‘Het rooie mannetje uit Sneek’. Dat juist hij voor de ministerssteek wordt uitverkoren, zal de broedermin niet doen groeien.
Pieter Sjoerds vindt Colijn’s sociale inzichten oud-liberaal. Hij zweert bij de jonge Kuyper van het eerste Sociale Congres. In zijn studententijd is hij met de vaan des opstands in de hand voor de stakende lakenwevers van Leiden uitgetrokken. Maar zulke jeugdzonden worden vergeven. Soms worden ze zelfs vergeten.
Kabinetsformateur de Geer is niet voor één gat te vangen. Uit de SDAP kiest hij doctor Jan van den Tempel. De SDAP is per definitie een beweging van non-conformisten, die allemaal dezelfde kant uitgaan. Doctor Jan is non-conformist in het kwadraat. Gewezen schildersknecht. Lagere school. Self-made intellectueel. Een man met artistieke aspiraties in de beeldende