We lieten ons door de lift naar de achtste verdieping tillen. Scheren. Een heet bad om de meligheid uitje ledematen te laten trekken. Ontbijt. Iedereen is weer kiplekker. Het is vannacht buiten raak geweest, maar in zo’n kelder als die van ons is het best uit te houden.
Door de ramen van onze huiskamer kunnen we zien dat er nog heel wat brandjes smeulen. Jan, mijn onderhuurder, en ik gaan de straat op. ‘Fikkies kijken’, zeggen we tegen elkaar; tenslotte zijn we allebei Amsterdammers.
Als je lukraak door de straten loopt, merkje pas hoe hevig het bombardement is geweest. Hele blokken zijn afgezet. Daar liggen tijdbommen onder het plaveisel. Werk voor Johnny en zijn zelfmoordenaars.
In de Baker Street is een rij huizen ingestort. Een ambulance-auto met een grote bel op het dak staat te wachten. Er liggen mensen onder het puin. Er wordt beweerd dat er nog begravenen in leven zijn. Mannen met helmen op scheppen als razenden om de stakkerds te bevrijden. Als ze maar op tijd komen. Met tien bulldozers kon je nu duizend mensenlevens redden.
We wandelen verder. We steken de straten achter Oxford Street door. Verroest... John Lewis heeft een fikse klap gehad. Het grote magazijn is totaal vernield. Er is een luchttorpedo op gevallen. Daarna is het vernielde gebouw in brand geraakt. Maar lang heeft de brand niet geduurd, want de vrijwillige brandweer heeft kans gezien vrij veel goederen uit de winkels op straat te slepen. Ze hebben de honderden wassen etalagepoppen er het eerst uitgehaald. Die staan nu naakt in een lange rij op ’t trottoir. Grapje van bronstige mannen? Welnee! De vrijwillige brandweer bestaat voornamelijk uit jonge vrouwen, die er in hun uniformen attractief uitzien. Ik denk aan het winkelmeisje, dat mijn vrouw en mij nog geen vierentwintig uur geleden heeft geholpen. Ze had angst om naar huis te gaan. Ze wilde liever in de kelders van John Lewis blijven; daar was ze veilig voor de vervulling van de profetie die ze voor een paar shillings had gekocht. Als ze in de kelder was gebleven, zou ze nu dood zijn. De dood is grillig als een vrouw.
Zondag 8 september 1940. Deze zondag is, evenals alle andere zondagen in Londen, stom-vervelend. Het is mooi weer. De mensen zitten in Regents Park in het zonnetje. Ze kijken naar de kabelballons, die als honderden zilveren vissen in een blauw aquarium een goede vierhonderd meter boven hun hoofden op de wind deinen. Het heet, dat die dingen helpen tegen duik-aanvallen van bommenwerpers. Door die versperring kunnen de Stuka’s niet laag komen en dus niet zo goed richten. Ze smijten hun bommen ver naast het doel. Het geeft je wel een prettig gevoel, als je bedenkt datje huis
71