liggen. Al komt de hele Luftwaffe... die vent raakt nooit in paniek. Ik mag die knaap wel. Moet goed dienen geweest zijn onder die kolonel.’
Een van de mannen wijst op de eretekenen die Johnny op de borst draagt: ‘Geen wonder. Je bent zelf soldaat geweest...’
Dan zegt de man plotseling, en hij wijst op een kleurig vakje in de rij ere-kleuren: ‘Heb jij de...?’
Hij noemt de naam van een militaire onderscheiding.
‘Ja’, zegt Johnny met een onverschillig air.
De bewoner, die hem de vraag heeft gesteld, gaat verder:
‘Waar heb je die verdiend... Zoiets krijg je alleen maar als je naam in een legerorder genoemd is.’
‘Is hij ook’, zegt Johnny.
Omdat we toch zo gezellig bij elkaar staan, laat Johnny zich overhalen om te vertellen waarmee hij die fameuze onderscheiding heeft verdiend.
In de Eerste Wereldoorlog is Johnny bij een speciale brigade geweest, die blindgangers onschadelijk moest maken. Royal Engineers of zoiets. Onontplofte bommen en dergelijk gevaarlijk spul. Hij schijnt een expert te zijn in dat rare vak. Er is een onbehoorlijke dosis deskundigheid voor nodig, want de vijand verandert voortdurend de methoden van ontsteking. Maar meer dan vakkennis, heb je moed nodig om bommen onschadelijk te maken. Doodsverachting. Ze werden de club der zelfmoordenaars genoemd (‘suicide-boys’). Eén keer heeft zijn vakkennis Johnny in de steek gelaten; bij die gelegenheid is hij zijn arm kwijtgeraakt. Toen hij uit het hospitaal kwam, heeft hij zich weer bij de brigade der zelfmoordenaars gevoegd. Zelf meewerken kon hij natuurlijk niet, met die ene arm, maar hij kon aanwijzingen geven.
Wij prijzen zijn moed. Hij zegt lakoniek:
‘Och, moeilijk is het niet. Soldaat of in burger, je moet nooit vergeten: de dood is grillig als een vrouw.’
Hij vertelt dat ze hem op het ministerie van Oorlog nog niet vergeten zijn. Johnny is weer ingedeeld bij een ploeg vrijwilligers. Taak? Onontplofte bommen onschadelijk maken. Tijdbommen uitgraven. Hij moet zich beschikbaar houden. Als er een telefoontje komt, moet hij zich bij de chef van de ploeg melden. Ik heb het gevoel, dat iets van Johnny’s glorie op ons afstraalt. Kinderachtig!
De datering van deze dagboekbladen loopt finaal in de war. Wat nu volgt, schrijf ik op zondagmorgen tien uur. Maar het behoort tot de aantekeningen van gisteren. Het is als het ware een vervolg.
Om zeven uur vanochtend ging eindelijk het ‘all clear’. Toen was iedereen in de kelder klaar-wakker.
70