dansen. Het dienstpersoneel van de flatbewoners sjouwt met allerlei spullen. Zij gaan vooruit om de kelderplaatsen klaar te maken voor hun meesters en meesteressen. Kwartiermakers.
Op dat ogenblik loeit buiten het ‘all-clear’-signaal. Jerry gaat naar huis. Tot vanavond. So long! Auf Wiedersehn!
Als je in de daktuin van ons flatgebouw staat, kun je de branden in de verte goed zien. Vanavond na het eten zullen we naar de schuilkelder moeten. We organiseren alvast een volledige dienstregeling. Ieder lid van onze gezinnen, groot en grut, krijgt een taak toegewezen, zodat we, als het nodig is, binnen een minimum van tijd van de achtste verdieping naar de kelder kunnen verhuizen.
Klokslag zeven toetert er een melding over het huis-luidsprekersysteem; een soort radiodistributie in het gebouw. Er is een alarmsignaal op komst. De bewoners hebben ruimschoots tijd zich gereed te maken voor de afdaling in de kelder.
‘Ze zijn vroeg vanavond’, zeggen we tegen elkaar. Iedereen pakt, volgens afspraak, de spullen, waarvoor hij verantwoordelijk is.
De schuilkelder is nog verlaten, wanneer onze gezinnen de buurt opzoeken die Johnny voor ons heeft gereserveerd. Vergeleken met andere hoeken is het in die van ons een armoedige boel. We hebben imitatie-leren oprolbare matrassen gekocht. Die liggen nu nog opgerold. En verder hebben we gewone dekens.
Andere hoeken echter vertonen de onmiskenbare tekenen van weelde. Mooie plaids met Schotse ruiten; gloednieuw. Klapstoeltjes. Rubberma-trassen, die met lucht gevuld worden. Kleine tafeltjes. Kijk daar eens, in die hoeken staan opklapbare bridgetafeltjes.
Johnny komt ons opzoeken.
‘De continentals hebben haast’, zegt hij licht spottend.
‘Het signaal is gegaan.’
‘Never mind’, stelt hij ons gerust, ‘maak het je maar gemakkelijk’.
Ik kan niet zeggen dat het op de schuilkelders storm loopt. In de kelder van het dienstpersoneel is nog niemand.
Johnny is op kondschap uit geweest. Naar het ondergrondse station Baker-street. Hij vertelt, dat de perrons stampvol liggen met schuilende mensen. Het geeft me een gevoel van voldoening dat we dus toch niet de enigen zijn die het signaal ernstig hebben genomen. Op straat is alles en iedereen buiten. Zo doodgewoon en alledaags, dat ik ook een uitstapje waag naar Bakerstreetstation.
De mensen slapen natuurlijk nog niet. Hun bedjes liggen op de grond gespreid. De mensen hokken bij elkaar en proberen in elkanders gezelschap
68