een monstrueus pakket. In Londen was iedereen uiteraard van goede wil. Niemand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld zou ooit goedkeuren dat vluchtelingen door Nederlandse consulaire en diplomatieke ambtenaren in de steek werden gelaten. Niemand kon geloven dat vooraanstaande lieden in onze diplomatieke dienst in Spanje en Portugal, laat ik het voorzichtig zeggen, niet helemaal overtuigd waren van Duits-lands kwade bedoelingen. Tussen ambtenaren van één Ministerie ontstaat een laag-bij-de-grondse vrijmetselarij, een merkwaardig soort solidariteit, een gevoel van: wij beschermen elkaar door dik en door dun. Het was niet zo vreemd dat die mentaliteit bij Buitenlandse Zaken enigszins abnormale vormen had aangenomen. Per saldo was tot aan 1940 Buitenlandse Zaken een beetje het armenhuis van de Nederlandse adel. Die lieten elkaar niet in de steek.
Hoe het ook zij, Sally sjouwde de eerste dagen van zijn verblijf door Londen met zijn dossier. Hij probeerde het bij het ene ministerie, hij klopte aan bij het andere - o, ja men luisterde naar hem, maar verder was het: nul ik houd een bokkie.
In die paar dagen echter vestigde Sally onwrikbaar zijn reputatie van de man met de scherpste tong van Nederland. De vrijmoedigheid van de tapijtenhandelaar groeide uit tot een heroische verontwaardiging die niet zwijgen kon, omdat Sally niet wilde zwijgen. Sally werd een Uilenspiegel, een woord-Geus. De manier waarop hij ministers afbekte, werd binnen een week de oorsprong van een Sally-folklore.
Sally kwam op audiëntie bij een minister. Hij legde zijn uitvoerige kasstukken over, de kwitanties, de getuigschriften en alle andere bescheiden. ‘Excellentie, als U alles controleert, zult U zien dat ik uit mijn eigen zak een bepaald bedrag heb bijbetaald. Als er geen regelingen voor bestaan, zut alors, dan zal ik het zelf wel betalen. Maar mocht de regering hiervoor de verantwoordelijkheid kunnen dragen, dan zou ik graag dat tekort geheel of gedeeltelijk vergoed krijgen’.
De minister dacht kennelijk: nou moet ik stoer zijn. Hij vroeg:
‘Eh, meneer Noach... wie heeft U eigenlijk gevraagd of opgedragen om dat werk te doen?’
‘Excellentie, U en ik verkeren in dezelfde toestand. Ik heb het gedaan omdat er niemand anders was, er was geen keus... en als ze in Londen meer keus hadden gehad, hadden ze U nooit minister gemaakt.’
Toen Sally bij het Ministerie van Algemene Oorlogsvoering weer een nul op het rekest haalde, ging hij zwijgend heen. Maar in de gang van het departement haalde hij zijn potloodje voor de dag en op het naambordje veranderde hij de naam:
Ministerie van Algemene Oorlogsvoering.
53