komen. Wel is mij met grote stelligheid verzekerd dat het een Hongaar moet zijn geweest, een in de vrije wereld levende Hongaar met een ongebreidelde fantasie. Engeland verkroop in die tijd van de mensen die een korte weg naar de overwinning hadden uitgedacht. De veste was zo benard dat elk idee, hoe krankjorum ook, op last van hogerhand, door een team van deskundigen werd uitgeplozen. You never can teil! Die Hongaar dan was erin geslaagd een gang te boren door de laag beton en watten, die Downing-street 10 omhulden. Hij had een of ander groot-mogol zijn particuliere uitvinding aangepraat. De zwarte zender!
Kort en goed gezegd: een zwarte zender is een nep-zender. Een jen-zender. Een bedrog-zender. Een vorm van technische oplichterij. Een voorspiegeling van valse feiten.
De zwarte zender zou gewoon in Engeland staan. Maar door de trillingen van het ding in een straal te bundelen en die bundel vervolgens op Nederland te richten, zou de argeloze luisteraar in het bezette vaderland de indruk krijgen: op de 40 meter-band zit een moedige Nederlandse amateur geheime omroepzendertje te spelen en zijn programma’s zijn meedogenloos tegen de moffen gericht. De redenering van de Hongaar was: op deze manier geef je de mensen in de bezette gebieden een morele steun. Toen ik voor het eerst van deze wonderbaarlijke onzin hoorde, doopte ik zo’n zwarte zender met een goede Indische naam: een zender-belazer.
Maar aan dat idee zat een aspect, waar die zelfde Hongaar nooit van had gedroomd. De Engelse regering torste in ’t geheim een probleem. De emigrantenregeringen in Londen hadden in variabele mate beschikking over zendtijd van de BBC. Nederland had Radio Oranje. Er kon weinig twijfel over bestaan: voor de uitzendingen van Radio Oranje droeg de regering van koningin Wilhelmina de directe verantwoordelijkheid. Allicht. Maar de Engelsen van Psychological Warfare vonden dat die verantwoordelijkheid een mogelijke tamheid zou kunnen veroorzaken. Want een regering is nu eenmaal geen revolutionair Comité. Kort en goed, de Britten beweerden dat ze behoefte hadden aan uitzendingen die in gepaste mate onverantwoordelijk zouden zijn. Daar konden de emigranten-regeringen per definitie niet voor zorgen. Op de vraag: hoe komen ze aan zulke uitzendingen, gaf die Hongaar, zonder het zelf te weten het antwoord: de zwarte zender. Toen de góden op de Olympus eenmaal dat wonderlijke idee hadden verslonden, behoefde nog slechts een Ganimedes langs de emigranten-regeringen te leuren om het grote nieuws van de wonderbaarlijke vondst verder te vertellen. De Nederlandse regering evenwel, wetende dat voorzichtigheid de moeder van de porceleinkast is, kreeg toen zelf ook een briljant idee. Goed, ze wilde de gedachte van zo’n zwarte zender wel accepteren, ze moest wel, als U ’t mij vraagt. Ze kon ermee instemmen dat zij, regering
41