een waas van mildheid en weemoed, dat ik tegenwoordig wel eens denk: Het was, goed beschouwd, de mooiste tijd van mijn leven, ‘this was their finest hour’. Je leefde boven jezelf uit. Je had toen het gevoel: dit is het, waar ik al die jaren naar toe heb geleefd. Maar dan ga je twijfelen. Was de tijd nu werkelijk zo mooi?
Een ding is altijd zeker in je denken: dat je die vijf jaren zo dicht bij die reus uit Snits hebt mogen leven, dat alleen reeds zou voldoende zijn voor dankbaarheid.
Hij was een Nederlander, ja hij was een Fries, ja hij was een rebel, een Geus, hij was na Hare Majesteit, de grootste illegaal, ja, ja, ja. Maar bovenal was hij een Calvinist, gemaakt van het eeuwenoude wagenschot.
Hij stond in het geloof. Hij was hard als een granieten rots, wanneer de verdediging van het eeuwenoude snoer God-Vaderland-Oranje op het spel stond. En tegelijkertijd was hij een kind, niet beseffende de gevaren, die hem bedreigden. Hij diende zijn God ootmoedig, maar met een zwaard in de hand.
31