Na een paar minuten komt hij terug. Met de slappe lach, als een schooljongen. Om zijn felle oogjes dansen de pret-plooien. En zijn vervaarlijke snor wipt op en neer.
‘Het all clear is al een uur geleden gegaan.’
‘En die bommen, die we horen. Daar valt er weer eentje Excellentie.’ ‘Bommen? Je zuster op een wasbord. Ze zijn biertonnetjes aan het uitladen voor de Coq d’Or en voor dat bordeel één hoog. Die vallen met een bons van de vrachtauto op een kussen, en dat gebeurt op het plaveisel vlak boven ons hoofd.’
Geen genie is groot in de ogen van zijn kamerdienaar. Wij in Londen zitten veel te dichtbij Het Gezag om er respect voor te kunnen behouden. Vroeger (in 1940) had zo’n minister alleen omgang (in het nette!) met zijn secretaris-generaal. Als hij door het democratische weegluisje was gebeten misschien ook wel eens een keertje met een van zijn referendarissen. Toen was de nivellering nog niet uitgevonden. Maar dit is Londen anno 1940: een minister, die met zijn dagloners in één kelder verkeert... this is a people’s war staat in de kranten, en toch verbaast de praktijk je elke keer opnieuw.
Ik heb een barbier gecharterd die zijn etablissement in een keldertje bedrijft onder de Arcade, vlak bij het Stratton House. Een beetje dure gast, maar wat wil je, het is vlak bij kantoor. Time is money. Na een paar dagen ontdek ik dat minister Gerbrandy bij dezelfde Figaro z’n kaken laat krabben. Zetje eenmaal je voet in het drijfzand der nivellering, dan zakje steeds dieper.
Na een paar weken zegt de barbier tegen me:
‘Er was gisteren een officier hier van de Nederlandse Marine.’
‘So what?’
‘Hij bood me twintig pond als ik per ongeluk de helft van de snor van Uw Prime Minister wilde wegscheren. Het is een weddenschap.’
Zo zijn nu de ballingen in Londen. Ze zitten niet aan de oevers van de Eufraat, maar aan de boorden van de Theems.'Af en toe wenen ze oprecht en uit de volheid des gemoeds, maar een mens wil ook wel eens leven. Daarom halen ze van tijd tot tijd de lier van de wilgen. Om er kattekwaad mee te doen. Erg? Och, de jongens van de marine, van de Airforce, van de koopvaardij (om van de rest nu maar te zwijgen) leven onder een constante zware druk. Ze hebben de veiligheidskleppen verzwaard. De ketel staat op bersten. Die moeten af en toe stoom afblazen.
Een socioloog, die van begin af aan in de gemeenschap van een politieke emigratie wordt opgenomen, kan waarschijnlijk interessante vondsten doen. Idee voor de volgende keer! Sociologie is de kunst om de dingen die
24