Ambtenaar: ‘Excellentie... er is een bericht op de radio... burgemeester Jansen is dood.’
Gerbrandy: ‘Jansen is dood, mijn gaaf vergroot, geen blijder maar, in tachtig jaar.’
Keihard kan hij zijn, maar altijd heeft men het gevoel dat hij zich puur-verstandelijk tot die onvermurwbare geestgesteldheid moet opkrikken. Onder elkaar praten de mensen, die in het dagelijkse werk met hem te maken hebben, over dit merkwaardig dualisme. Totdat zijn secretaris onder woorden brengt wat ze allemaal voelen:
‘Hij loopt met de glimlach van een kind langs de gevaarlijkste afgronden.’ Pieter Sjoerds Gerbrandy en zijn secretaris... dat is een episode apart in de Londense periode, wheels in wheels.
En dit is kamer 36 in het Brown’s Hotel, Brown Street, Londen, eind 1940. Lang geleden moet dit Brown’s Hotel high nobility hebben gehuisvest. Nu is het een etablissement voor de better middle-classes. Minister van Justitie, Gerbrandy heeft een departement gehad in het Arlington House, vlak bij de Ritz en schuin tegenover Stratton House. In een van de weinige kamers van dit niet over-grote departement zaten twee wonderlijke snaken bij elkaar. Professor Veraart, vader en moeder van de publiek-rechtelijke bedrijfsorganisatie. Een zeldzame, begaafde man, een goed en nobel mens, maar wonderlijk in de persoonlijke omgang. Toen hij nog een baby was moet de dokter zich hebben vergist, hij is indertijd ingeënt met een gramo-foonnaald en sindsdien praat hij, praat hij, praat hij... Wat hij zegt is altijd boeiend, dat wel, maar wie een uur in zijn gezelschap vertoeft, krijgt er blaren van in de oren. Zijn kamer-genoot is dr. Piet Kasteel, ook geen Trappist. Piet is een oude kennis van me. We hebben jarenlang op hetzelfde wild gejaagd. Hij en ik waren nog melkmuilen, toen stond hij ’s zaterdagsavonds achter de kraam van ‘De Klare Waarheid’ op de Nieuwmarkt de verzamelde menigte te bewegen mét hem te zingen: ‘Op Roomsen, op, in duizendtallen, wij zijn Schaepman’s trouw’ vazallen.’ Ik ,de concurrentie, stond er niet ver vandaan. Mijn signature-tune was: ‘Ontwaakt verworp’ nen der aarde.’ Toen we deze leerschool van Demosthenes de rug toekeerden, kwamen we allebei in de journalistiek terecht, opnieuw jaagden we op hetzelfde wild. En nu zitten hij en ik in Londen. Piet is inmiddels tot doctor gepromoveerd. Op een proefschrift over Abraham Kuyper. Het boek wordt (is mij verzekerd) gerekend tot het beste wat over Abraham de Geweldige is verschenen. En aangezien Pieter Sjoerds diep in zijn hart een onmetelijke veneratie huisvest voor de man van het Eerste Sociale Congres, is het duidelijk dat Pieter en Piet elkaar moesten ontmoeten, al ware de wereld tienmaal groter.
21