‘Nou en wat zou dat?’
‘Man, zo’n document is groot nieuws.’
‘Hoe zo?’
‘Een Amerikaans persbureau betaalt een kapitaal voor een foto van dat vodje papier.’
‘Hoe kom je aan zoiets?’
‘Het ligt boven in de kamer van Van Kleffens, in zijn bureau. Kan het er niet uitgejat worden? Voor een kwartiertje maar. Fotograferen en hopla het ding gaat weer in z’n laatje. Poppetje gezien, laatje dicht.’
Het is niet moeilijk professor Gerbrandy uit de wriemelende mierenhoop op te diepen. Ik ken hem van vroeger. Hij heeft niet veel om handen. Van de aangespoelde landgenoten zijn er blijkbaar slechts weinigen die juist op dit ogenblik behoefte hebben aan juridische adviezen. De kleine snorre-mans loopt een beetje eenzaam in de massa.
Een van de journalistieke ijzervreters zegt tegen me:
‘Die minister van Justitie van jullie... die heeft de snor van Clemengeau. De Tijger!’
‘Tijger? Ik vind hem meer een walrus. In Amsterdam hebben ze voor zo een snor een zeer oneerbiedige naam verzonnen’.
Vraag aan prof. Gerbrandy:
‘Waarom hebben de ministers hun gezinnen in Nederland achtergelaten?’ ‘Onze vlucht geschiedde om redenen van Staat, niet om redenen van persoonlijke veiligheid. De vrouw van Van Kleffens ging mee omdat ze de secretaresse van haar man is.’
‘Prachtig, inderdaad. Maar zal de wetenschap, dat hun familie gijzelaar is in het bezette vaderland, de ministers niet remmen in hun activiteiten.’ ‘Ik bid elke dag. Als de mijnen moeten lijden, lijden ze voor een goede zaak.’
Je verwacht een gesprek over juridische vraagstukken, maar niks daarvan, de professor gaat breedvoerig denkbeelden ontwikkelen omtrent de propaganda die Nederland moet voeren. Hij kent een Miss Reeves van de BBC door zijn vroegere contacten met de radio-wereld. Zo spoedig mogelijk moet het Nederlandse volk worden ingelicht omtrent de beweegredenen van de vlucht naar Londen.
‘Goddank, dat er radio is.’
Als hij over deze plannen spreekt, stijgt zijn stem een paar octaven. (Later zal ik ervaren dat zijn stem van nature hoog is en dat hij zich moet dwingen om autoritair te spreken met een basstem).
Vraag: ‘Wat denkt U van de kansen van de oorlog?’
‘God heeft ons in de Tachtigjarige Oorlog niet in de steek gelaten, Hij zal het nu evenmin doen.’
13