ER DAALT EEN GAST VANAVOND
Toen de Luftwaffe van Londen een enorm vlooienspel had gemaakt, werd mijn gezin naar Yorkshire geëvacueerd - ik zelf bleef in Londen wonen en werken. Onderkomen kreeg ik in het Atheneum Court aan Piccadilly, voor de oorlog een ijzingwekkend-deftige tent, maar de bombardementen hadden de scheidslijnen tussen snobs en gewone mensen weggevaagd. Het Atheneum Court lag vlak bij kantoor, het maakte zo op het oog een stevige indruk. Een betonnen doos, die tegen luchtdruk bestand was; tegen voltreffers kan je toch niets doen. De portier beweerde dat de bar de veiligste plek in het bouwwerk was. In zekere zin had hij gelijk, maar je kreeg het echte veilige gevoel pas als je een stuk of wat glaasjes had leeggedronken. Wonderlijk gezelschap trof je daar.
Er liep een vijg-van-een-vent rond, iets heel hoogs, bij de Spaanse Ambassade. Hij dronk evenveel als hij praatte. Zijn diplomatieke onschendbaarheid veroorloofde hem baarlijke nonsens uit te kramen over het verloop van de oorlog en de kansen op de overwinning. Hij was altijd omgeven door een corona van blonde dames, geen meisjes van de straat, maar hoyty-toyty-ladies uit de beste kringen, die de theorie verkondigden en in praktijk brachten, dat doodsgevaar en sexualiteit naaste buren van elkaar zijn.
Verder liep er een knaap rond die ik al eens in Amsterdam had ontmoet, daar was hij chef of zoiets geweest in een winkel in de Kalverstraat. Hij was van Duitse origine. Vluchteling voor Hitler. Hoe hij in Engeland was gekomen, weet ik niet. Hij kon een stevig glas drinken. Scheutig met geld was hij beslist niet. Wat hij voor de kost deed, wist niemand, maar dat was een onderwerp, waarover in dit gezelschap nooit werd gesproken. Ik had wel mijn vermoedens. Hij speelde het klaar om altijd in de buurt van de Spanjaard rond te hangen. Hij was erg chummy met dat Franco-man-netje.
Op een avond heb ik mij een voorzichtige opmerking laten ontvallen. Vreemd dat een vluchteling uit Hitler-Duitsland zo Chang-en-Eng is met een Franco-fascist. Hij glimlachte.
‘Je wilt toch niet beweren, datje niet begrijpt wat ik hier doe?’
115