bombardementen... zie je nou wel dat ze weten dat het menens wordt. Ik ben een aangespoelde Nederlander. In de flodderromans zouden ze schrijven: een onzekere toekomst grijnsde hem in het gelaat. Maar een collega (ik had met hem in de Foodstore afgesproken) stelt me gerust, voor zo ver dat nodig mocht zijn. Ik ben beslist geen unicum. De regering van Koningin Wilhelmina zit te janken om mensen, die haar, op een aanstelling als daggelder, met steun en werk willen bij staan. Ambtenaren, deskundigen, zelfs journalisten. Hij vertelt een mooi verhaal: de Nederlandse regering heeft voorlopig haar wigwam opgetrokken in Grosvenor House, een nogal bekakt hotel vlak bij Marble Arch. Komt er ’s avonds in het hardstikke-donker (‘black out my boy, don’t ye know there is a war on?’) een Nederlander. Hij moet zo nodig een echte minister spreken. Maar in het pikkeduister kan hij het hele Grosvenor House niet vinden. Hij schiet een politie-agent aan:
‘Please sir, could you teil me on which side is the Dutch Government?’ ‘I hope on our side, sir.’
Mijn collega zegt dat dit grapje ten naastebij het prestige tekent, waarin Harer Majesteits regering zich meent te blakeren. Maar dit cynisme geldt voor alle geallieerden. Het verkruipt hier in Londen van emigrantenregeringen. In een cabaret is gevraagd:
‘Wat is een bondgenoot? Iemand, die je in de steek laat.’
Mijn collega verstrekt gratis de dringende raad de Nederlandse ministers te gaan opzoeken.
‘Hoe meer kapsones je hebt, hoe hoger baan je krijgt.’
‘Hoe doe je hier zo iets? Vraagje een audiëntie aan?’
‘Ben je belazerd, ’s Morgens om negen uur gaan de kooien open. Dan zijn de excellenties vrij te bezichtigen.’
In de zaal van het Grosvenor House is het zo eenzaam als in de derde-klas-wachtkamer van het Centraal Station, wanneer het ganse treinverkeer in de war ligt en de directeur-generaal van de Nederlandse Spoorwegen zo royaal is de honderdduizenden gedupeerden allemaal tegelijk minzaam te woord te willen staan.
Achter in een hoek van de grote aardappelenbak hangen de ministers aan een ronde tafel, een beetje verkreukeld, alsof ze gisteravond hebben ge-ganzebord en bij het opwindende hazardspel in slaap zijn gesukkeld. Nu zijn ze met een schok klaarwakker geworden, want (klokslag negen) honderden aangespoelde Nederlanders stormen in een machtig tempo op die ene tafel toe, of zijn het duizenden of tienduizenden? Als ik weer bij zinnen kom, moet ik opeens denken aan Willem I bij Quatre Bras en wat de meester op school me van die vaderlandse held vertelde. Hij oogstte met
10