landgenoten, die hier wonen of die hier toevallig in Engeland zaten toen thuis de boel kort en klein geslagen werd. Die moeten raad en daad hebben. Er zijn vertegenwoordigers van grote maatschappijen. Die willen overleg plegen over hun zaken. En verder zijn er mensen, die geld willen hebben. Over de duiten thuis kunnen ze niet beschikken, en dus kloppen ze bij de regering aan.' 'Heeft die dan wél geld?' vroeg Dirk.
'Ze hebben wel tijdig een aantal slordige miljoenen in veiligheid kunnen brengen. Maar voor de rest, de wettige Nederlandse regering kan leningen sluiten. Als de oorlog over is, zijn we weer goed voor het geld, waar of niet?'
'Van zulke dingen heb ik geen verstand. Maar als al die mensen geld moeten hebben, nou dan is er wel iets nodig', glimlachte Dirk. 'Ach jong, dat is het duurste niet. We zijn immers naar Engeland gegaan om door te vechten. We moeten soldaten hebben, en een vloot en een luchtmacht. Dat moet allemaal bekostigd worden.' 'Engeland is immers onze bondgenoot.'
'Jawel', zei de Kreeft, 'maar wie zijn eigen kosten betaalt heeft meer te vertellen dan iemand, die op de zak van een ander teert. Zo gaat het onder gewone mensen, en zo gaat het tussen regeringen ook.' De Kreeft scheen bij vele mensen bekend te zijn. Hij droeg geen uniform, maar toch waren er heel wat mensen, die hem, met een zekere eerbied, vond Dirk, groetten met de woorden: 'Dag overste Lager wei.'
Gerard van Reuven had hen vrij spoedig losgelaten. Hij had in de verte
een kennis ontdekt, een grote nogal zwaarlijvige jonge man.
'Ha, die Sjef', had Gerard geroepen.
De als Sjef aangesprokene had verbaasd en blij geroepen:
'Wel sapperloot, daar heb je Gerritje van Reuven... Hoe kom jij hier
verzeild? Ga jij eens even met mij mee. Ik heb met jou een hele boel te
besmoezen.'
Toen waren Sjef en Gerard in een druk gesprek gewikkeld aan een dér tafeltjes. Maar nu kwamen ze weer op de Kreeft en Dirk af. 'Mag ik je even voorstellen', zei Gerard, 'dit is Sjef van den Boo-gaerdt, een collega... en... die heeft me zoeven aangenomen.' 'Aangenomen', vroeg Dirk verbaasd, 'hoe bedoel je dat?' 'Nou Sjef is door de regering aangewezen om op het officiële Nederlandse Persbureau, het A.N.P. te passen. Hij heeft iemand nodig, die op het Ministerie van Informatie, het Engelse, in een hokje gaat zitten om aan de Engelse en de andere buitenlandse pers, alle gewenste inlichtingen over Nederland te verschaffen. Dat wordt mijn baan.'
115