IO JACOB BRASEMAN VAN DEN ANXTER
eerste gerucht van alle kanten samenliep. Ogenschijnlijk rustig hoorde hij de boodschap aan, werend de verbaasde vragers, die drongen om hem heen. Met de boden ging hij mee. Hij had den koop na een redelijk bod bevestigd, wiste zich handen en armen, wierp zijn mantel uit en reikte dien een gezel. Dan schreed Jacob Braseman, de nieuwe Burgemeester, in rijk met goud bewerkten rok van zwart fluweel gemaakt, over den Dam naar het Stadhuis.
In raadkamer kozen de Burgemeesters Gysbert Jacob Grebbersz., Pouwel Albertsz. en Jacob Braseman van den Anxter den bekwamen Hugo Hymensz. uit het oud-college. Deze, daartoe door een bode verzocht, voegde zich bij hen. Op de eerste plaats die hem toekwam nam hij de nieuwe dragers van het ambt den eed der Burgemeesters af, luidende volgens het oudste voorschrift: ״Dat sweert ghy, dat ghy goede Poortmeesters ende beraders van der Stede wesen sult; der Stede goede, eer ende renten bewaren sult, als uwes selven goede; der Stede Poorter en, Weduwen ende Weesen beschutten ende beschermen sult, metter Stede Handvesten ende Rechten, nae uwen besten ver-moghen, ende dit niet te laten om eenigherhande saken. Zo waarlyk helpe U God Almagtig!"
De nieuwe Burgemeesters, bekleed met de tekenen hunner waardigheid, begaven zich hierna in hun kamer en aanvaardden onmiddellijk het bewind. Zij deden den Schout ontbieden, troffen voorzieningen voor het kiezen van twee presiderende Schepenen des anderen daags. Eindelijk maakten zij schikking voor den groten maaltijd, waaraan naar oud gebruik de gehele stedelijke regering zou aanzitten in den nanoen van Vrouwendag, den 2den Februari.
Dien avond ontving de nieuwe Burgemeester Jacob Braseman van den Anxter vele vrienden in zijn woning, die hem met zijn uitverkiezing geluk kwamen wensen. Zij begrepen niets van het zot gedrag van den Schepen Evert Boel, die een onogelijk Sint