IO JACOB BRASEMAN VAN DEN ANXTER
Kornelis-varken mee onder de gasten in huis had geschopt. Wel werd er gemeesmuild om de grap, dat een Schepen zijn kater versloeg door een haringkoopman te kiezen, maar tenslotte was men het eens, dat niets grootser was op dit feest dan de
nadorst van Schepen Boel, die zich billijk hierop liet voorstaan.
*
Het Amsterdam waar Jacob Braseman op één Februari Ï439 met de waardigheid van Burgemeester werd bekleed, was jong en berstte schier van levenskracht. Wars van de weelde en praal der Bourgondische heren was zij rijker dan zij. In de smalle, houten huizen leefde en werkte een geslacht, dat driftig zijn groei en macht verbreidde en deed gelden tot nieuwen vooruitgang en groter welvaart. Zelf bouwde men zijn schepen, groot en deugdelijk in de vaart. Zij haalden het hout uit Noord en Oost, den bitteren geur van blank eiken, de harslucht van den pijnstam snoof men prikkelend aan den loswal. Voor huizen en schepen was dit hout, steeds nieuwe erven werden gepaald, de werfgrond langs het water trilde van hamer-geklop. Teerpotten walmden op de vuren, als wierook wolkten rook en damp om stapels en klampen, waar hoog een kiel stond opgezet, het rondhout als reuzenarmen, die in hun welving de rijkdom van de wereld omvatten wilden. Glanzend van pek het gevlamde hout, gleden de rompen der koggen te water, zij kregen kastelen achter en voor, een hechte tuigage. Lübeck zwichtte met zijn vloot voor Amsterdamse schepen, Brugges macht taande, de handel aan het Y stak Dordrecht naar de kroon. De rood en zwarte vlag met drie Sint Andrieskruisen ontplooide in den wind in West en Oost. Brittannië, Frankrijk, Spanje, overal in de havens werd deze vlag ontzien. Was het een stad dan wel een ganse landstreek, die zoveel schepen telde en kooplui zond, voortvar end enbekwaam ?Devijand,dien zij dwong met een geweld van schepen, meende te wijken voor de macht