Iron Curtain’, New York 1946) zouden er bepaalde instructies zijn voor intern gebruik binnen de partij om Joden uit sommige posities te houden en hun aantal in andere posities te verminderen. Iets dergelijks deelde Stevens, de correspondent van de Christian Science Monitor mede (10 Januari 1950).
Stevens komt in zijn artikel tot de conclusie dat hier niet moet worden gesproken van een herleving van het czaristische antisemitisme en dat ook deze maatregelen niet tegen de Joden als ras waren gericht. ’De Joden worden beschouwd’, aldus Stevens, ’als een culturele groep, welks gedrag onbetrouwbaar was en dus op de zwarte lijst kwam.’
Het aantal Joden op vooraanstaande posten is sterk gedaald.
Bij de verkiezing van Maart 1950 waren er onder 1.316 afgevaardigden voor de hoogste Sovjet slechts 5 Joden en wel: Lazar Kaganovich, het laatste Joodse lid van het Politburo, Ilja Ehren-burg, de schrijver, Rozalie Goldenberg (het enige Joodse lid van de vijf afgevaardigden uit Biro-Bidjan, waar nu veel meer niet-Joden dan Joden wonen) en de Oekranische afgevaardigden Kud en Mark Spivah. In 1937 was het percentage Joden in de Sovjet van de Unie (de Tweede Kamer van de Hoogste Sovjet) nog 5,6 %. In 1950 slechts 0,3 %. Natuurlijk moet men rekening houden met het feit, dat geduren-
67