in Italië, Frankrijk, Engeland, Duitsland, terwijl ook in Azië en Afrika het aantal Joodse centra voortdurend toenam. De band tussen de verschillende gemeenschappen werd bewaard. Zo lang de tempel bestond, was het nationale heiligdom als vanzelf het centrale punt der nationaal-religieuze binding. Na de verwoesting van de tempel werden de leerscholen eerst in Judea en later in Babylonië de plaatsen van erkend nationaal gezag voor een volk dat, hoewel levend in ballingschap, nimmer de gedachte opgaf aan een eigen volksbestaan, noch de hoop om in de toekomst weer te keren naar het eigen vaderland.
Correspondentie tussen de gemeenten der verstrooiing en de geleerden in de grote centra waar eerst de Misjna en later de Talmoed werden samengesteld, regelde het leven van de leden der gemeenten. De innerlijke kracht en de grote saamhorigheid waren een noodzakelijk tegenwicht voor de druk en de vervolging der buitenwereld, die in zo belangrijke mate de gang der Joodse geschiedenis bepaald heeft. De vervolgingen voerden mede tot verdere verspreiding van het volk. Verbanning en verdrij-vingsedicten dwongen vaak een gehele gemeenschap naar elders uit te wijken. 'Spontane’ of minder spontane volksuitbarstingen en economische en sociale uitsluiting maakten het leven van Joodse gemeenschappen onmogelijk. Dan
12