Toen in het jaar 70 een eind kwam aan de Joodse onafhankelijkheid, was lang niet het gehele Joodse volk in het toenmalige Judea gevestigd. Grote Joodse centra bestonden in het buitenland, ten dele bestaande uit de afstammelingen dergenen, die na de eerste ballingschap niet waren teruggekeerd, ten dele uit emigranten die in woelige tijden het land hadden verlaten. Wij noemen slechts Alexandrië, Rome, Antiochië, Damascus, Nehardea, Nisibis.
Paulus maakt zijn tochten in hoofdzaak naar de Joodse gemeenten en zijn reisbeschrijving is mede een opsomming van de vele grote en kleine Joodse gemeenschappen in de wereld. In de eeuwen onmiddellijk voorafgaande aan de verwoesting van de Tempel, waren ook vele niet-Joden tot het Jodendom overgegaan, zodat het aantal Joden buiten de grenzen van Judea stellig niet geringer was dan het aantal dat in het Joodse land woonde en dat door sommigen op 1 è 2, ja zelfs op 3 millioen wordt gesteld. De ondergang van de staat en de deportatie van vele burgers als slaven naar de verschillende delen van het Romeinse rijk, deden de verspreiding toenemen. De vroege middeleeuwen maken melding van Joodse gemeenten