23
Duitschland voor onze oogen voltrekken, onder leiding en op aanwijzing van de waanzinnigen en misdadigers, die „het volk van dichters en denkers” (veeleer zou men thans kunnen gewagen van een „Volk von Vernichter undHenker”) hebben overweldigd.
VERDERE VERVALSCHING
Ten opzichte van de overige passages van de zoogenaamde aanhalingen uit den Sjoelchan Aroech, voorkomende in het boek van Dinter, valt ongeveer het zelfde te zeggen. In vele gevallen zijn enkele woorden, hier en daar zelfs geheele zinsneden weggelaten; in andere zijn woorden ingevoegd, die in den werkelijken tekst niet voorkomen en die moeten dienen om den gesuggereerden invloed te versterken; zoo staat er eenige malen „groote zonde,” terwijl het bijvoegelijk naamwoord in den tekst ontbreekt; bovendien wordt herhaaldelijk niet de Sjoelchan Aroech zelf, doch het commentaar van Isserles geciteerd. Dit alles heeft Dinter letterlijk van Fritsch nageschreven: eenige kennis van zaken bezit deze man dus niet; en Fritsch heeft, zooals ik reeds heb aangetoond, op zijn beurt anderen nageschreven, die evenmin met de noodige kennis waren toegerust, of opzettelijk vervalschingen pleegden, om Joden-vervol-