zegt in zijn verslag, dat hij alleen de hoofdboeken mag controleeren, en niet de hulpboeken en de oorspronkelijke bescheiden. Ook mag hij zich niet vers gewissen van de aanwezigheid der op de balans voorkomende waarden. Dat doet de commissie. Ook hier een regeling, die in geen enkele vennootschap zou worden geduld.”
Er valt, na hetgeen ik reeds over de controle in den Diamant* bewerkersbond heb geschreven, ook in vergelijking met hetgeen in naamlooze vennootschappen geschiedt, over dit gedeelte uwer welwillende beschouwingen weinig meer te zeggen. Niettemin vestig ik er uw aandacht op, dat gij een onjuiste voorstelling van zaken geeft, daar gij den indruk vestigt, dat in naamlooze ven* nootschappen de aandeelhouders décharge verleenen, na het financiëel beheer te hebben onderworpen aan een onderzoek, beter dan dat van de Controlecommissie in den Diamantbewer* kersbond. Deze Commissie immers ziet alles, telt alles en rekent alles na, vergelijkt alles met de justificatoire bescheiden, van den kleinsten post tot den grootsten. Van iets dergelijks is in naam* looze vennootschappen geen sprake. Daar mogen de aandeel* houders balans en winst* en verliesrekening inzien en daarmede is het uit. Gij weet dit we-1, doch vertelt niettemin het publiek sprookjes, om de vakbonden te kunnen knauwen.
Maar nu de quaestie van de accountantscontrole in den Diamantbewerkersbond. Nadat uw artikel was verschenen, schreef onze accountant ons den volgenden brief, op ons verzoek opgenomen in De Telegraaf van 2 Mei 1934:
Aan het Bestuur van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond.
Amsterdam.
Mijne Heeren,
Naar aanleiding van het artikel van den heer Dr. A. R. Zimmerman in het avondblad van De Telegraaf van 26 April 1934, verzoek ik u het onderstaande te willen publiceeren met betrekking tot de controle bij den A.N.D.B.
Volgens de mededeelingen van den heer Zimmerman mag de accountant wel de hoofdboeken van den A.N.D.B., maar niet de hulpboeken controleeren. Deze mededeeling kan aanleiding zijn tot onjuiste gevolgtrekkingen.
De regeling is als volgt:
De controle van de hulpboeken met de oorspronkelijke bescheiden vindt periodiek plaats door een commissie, bestaande uit drie leden van den Bond, en alleen daarom begint de controle van den accountant eerst bij die hulp* boeken.
Ik wensch echter uitdrukkelijk te verklaren, dat mij door uw Bestuur geen enkel verbod te dezen opzichte is opgelegd, integendeel, mij is ten volle vrijheid gelaten, om mij alle bewijsstukken, die ik bij mijn controle noodig mocht hebben, te doen toonen. Hiervan heb ik steeds een ruirn gebruik gemaakt en is altijd onmiddellijk aan mijn verzoek gevolg gegeven.
Ik wil hieraan verder nog toevoegen, dat de interne controle zoodanig is ingericht, dat een zeer groote mate van betrouwbaarheid is verkregen.
Voorts geeft de drie*maandelijksche publicatie een volledig gespecificeerd overzicht van de ontvangen en uitgegeven gelden, welke publicaties ik van 1 Januari 1917 af ononderbroken heb gecontroleerd.
Dat de verslagen om de vijf jaar worden gepubliceerd is niet geheel juist; alleen over de jaren 1928—1932 heeft dit plaats gevonden; hetgeen hoofdzakelijk is toe te schrijven aan crisisomstandigheden. Vóór dien tijd zijn de verslagen verschenen over de jaren 1926—1927, 1924—1925, 1922—1923, 1918—1921 en moet ik verder tot 1906 teruggaan om een verslag over 2 jaren te vinden, n.1. 1905—1906.
Daar aan mijn kantoor met ingang van 1 Januari 1934 de volledige accoun* tantscontróle is opgedragen, heb ik mij in verband hiermede overtuigd van alle op de balans per 31 December 1933 voorkomende fondsen.
Hoogachtend,
Alg. Controles en Adm. Kantoor, » . (w.gj l A. POPPING.
38