konden beheerschen, factoren, die hun te machtig waren en den val veroorzaakten.
Zoo zijn er ook ongunstige factoren geweest, tegenover welke de beheerders van de Belgische Arbeidsbank machteloos stonden en die tot de, laat mij hopen tijdelijke, déconfiture hebben geleid.
Maar gij meet met twee maten. Over de drie genoemde banken, die ineengestort zijn, hebt gij u nimmer critiseerend, veel minder geringschattend uitgelaten. Over de vierde, die niet, als de Belgische Arbeidsbank, vergeefs op hulp van den Staat wachtte, evenmin. Doch nu het een socialistische instelling geldt, nu komt alweer de ezel voor den dag, die op den gewonden leeuw de bekende operatie uitvoert.
Nog één opmerking ten opzichte van deze aangelegenheid zult u mij moeten toestaan.
Gij gewaagt er hoonend van, dat de Belgische Arbeidsbank „beheerd werd door een partij, die altijd vraagt om scherper toezicht op particuliere banken, ja zelf om staatsexploitatie daarvan.”
De sociaaldemocratische partijen verlangen zulk toezicht, of zulke exploitatie, niet uit wantrouwen jegens hen, die de banken besturen, al zal ook onder dit koren wel kaf schuilen, doch om een geheel andere reden, namelijk wegens den ontzaglijken invloed, dien de banken uitoefenen op het bedrijfsleven, een invloed, die, naar hunne overtuiging, slechts de gemeenschap toekomt en dus door het voornaamste orgaan der gemeenschap, den Staat, moet worden uitgeoefend.
Maar wat heeft dit alles, ten slotte, te maken met Nederland en met de Nederlandsche vakvereenigingen?
Hier te lande bestaat geen Arbeidsbank.
Eenige jaren geleden werd in de sociaaldemocratische arbei* dersbeweging de vraag gesteld, of het wenschelijk zou zijn zulk een bank in het leven te roepen. Een commissie van deskundigen werd ingesteld, die het vraagstuk onderzocht. De conclusie van haar rapport luidde afwijzend. Daarmee was aan de zaak een einde gemaakt.
Er bestaat dus hier te lande, ik herhaal het, geen Arbeidsbank.
De Nederlandsche vakvereenigingen beleggen hun bezit op normale wijze, namelijk in vaste goederen, hypotheken en effecten; ook hebben zij deposito’s bij verschillende banken, bü Post« en Gemeentegiro.
Wat beteekent dus uw misbaar over de Belgische Arbeidsbank, nu toch hier te lande geen instelling van dezen aard bestaat?
Heb ik het mis, als ik het beschouw als een onderdeel van de fascistische tactiek, bestaande in het scheppen van een sfeer van wantrouwen, een atmosfeer van onrust en ongerustheid, in het verwekken van een paniekstemming?
Uw mede«fascist Mussert werkt immers met zulke middelen, met mysterieuse uitlatingen over „aanstaande Nederlandsche Dreyfuss» en Staviskyszaken,” over te verwachten brandstich* tingen en andere belachelijkheden van gelijken aard.
Waarom zoudt gij het illustere voorbeeld van uwen grooten Leider, of mededinger, niet volgen?
Gij zult het ongetwijfeld betreuren, dat het in Nederland nog