van bezit, doch 'deze verbergt, ten éin3e He vakvereenigingen, en vooral hare bestuurders, in discrediet te kunnen brengen.
Laat mij aannemen, dat gij ook over dit onderwerp, als over zoo vele andere, schrijft met het aplomb van den deskundige, terwijl gij in werkelijkheid een onwetende zijt — en sta mij toe u in het ABC van deze dingen in te wijden. .
De gesteunde werkelooze is verplicht van elke cent, die hij buiten den hem toegekenden steun, ontvangt, aangifte te doen. Gewoon* lijk wordt dan 2U van het bedrag afgetrokken van den steun, in sommige gevallen zelfs meer. Dit geldt niet alleen eigen ontvang* sten, doch ook die van leden van het gezin des gesteunde.
Indien nu de Diamantbewerkersbond zou besluiten zijnen crisis* steun trekkenden leden toelagen te verstrekken voor den aankoop van „kleeding en huisraad,” of voor welk doel ook, dan zouden eenvoudig gelijke bedragen van den hun toegekenden overheids* steun worden afgetrokken. Van aankoop van „kleeding en huis* raad” zou dan niets kunnen komen. Het eenige, dat gebeurd zou zijn, ware geweest, dat de Bond aanzienlijke bedragen zou hebben uitbetaald, die anders ten laste van de Overheid zouden zijn gekomen. Maar de werkelooze leden zouden er niet één enkelen cent beter door zijn geworden.
Indien gij dit hebt geweten, dan hebt gij opzettelijk een valsche voorstelling van zaken gegeven en moogt gij zelf de qualificatie uitzoeken, die op zulk eene gedraging past.
Indien het u onbekend, was, dan moogt gij nóg zoo „zeer geleerd’ zijn, doch dan weet gij blijkbaar niet, dat iemand met wetenschap* pelijke pretenties niet met een air van gezag schrijft over onder* werpen, die hij niet beheerscht.
Maar hoe onwetenschappelijk uwe methoden ook mogen wezen, gij zult in elk geval in voldoende mate geestelijk toegerust zijn, om te begrijpen — indien gij het althans begrijpen wilt — dat de bestuurders van den Bond niet de dwaasheid begaan het bonds* geld te besteden aan hetgeen in werkelijkheid zou zijn een subsidie aan rijks* en gemeentekassen; want deze kassen zouden precies even veel besparen als de bondskas zou uitbetalen.
„De behoeftige vakgenooten, die wel steun trekken, maar in kleeding en huisraad achterop geraken,” die „vrijwel niet geholpen (worden) door de organisaties” en voor wie gij, zachtmoedig en medelijdend als gij zijt, zoozeer deernis gevoelt, weten zeer wel, dat zij geen cent rijker zouden worden, geen enkel kleedingstuk en hoegenaamd geen huisraad zouden kunnen koopen, als de Bond hun toelagen zou verstrekken. Sommigen hunner zijn immers reeds in het gedrang geraakt, als zij eens een luttel meevallertje verzwegen hadden. Zij denken er dan ook niet aan, te verlangen, dat de Bond zijn kas te hunnen behoeve zal openen, want zij weten, dat het niet te hunnen behoeve zou wezen.
Gij verbeeldt u wellicht de tolk te zijn van de arme werkelooze bondsleden, die door hunne ongevoelige bestuurders zonder „kleeding en huisraad” gelaten worden.
Gij vergist u. Zij kennen hunne bestuurders en zij kennen u. Zij kennen mijne gezindheid, mijne bedoelingen, en zij kennen de uwe en die uwer medefascisten. Zij bezitten oordeel des onder* scheids. Maak u dus niet de illusie, dat gij, meneer Zimmerman,
22