bevindt men zich vlak bij den geweldigen polder van het Haarlemmermeer, waar rijke oogsten wassen op de vette klei. Altijd afwisselend is het Nederlandsche landschap — altijd schoon zijn de Nederlandsche dorpen. Vele bezitten bescheiden, doch zeer fraaie antieke raadhuizen. Kerken uit alle tijdperken zijn er te vinden. Hoeven van allerlei oorsprong en architectuur treft men er aan. Vele bezitten nog hunne oude wind-korenmolens, die prachtige accenten in het landschap en in het dorpsbeeld zijn. Stille dorpjes zijn er nog te vinden, waar de automobiel zelden, de „sightseeingcar” nooit komt, dorpjes in stille achterhoeken, waar het rumoer der moderne wereld niet doordringt, waar eenvoud heerscht, waar vrede en rust landschap en dorp omhullen als een gewaad. Zij zullen hier niet genoemd worden en hunne ligging zal onontsluierd blijven. Want er moeten eenige gewijde plekjes blijven, te vinden slechts voor hen, die in ootmoed en liefde de natuur en de stilte zoeken. Zij moeten behoed blijven voor „verlossing uit hun isolement”, voor de invallen van picnickende automobilisten en de aarde bevuilende kampeerders, voor de klanten van „autocars” exploiteerende reisbureaux en de leden van reisvereenigingen. Voor deze allen is er terrein van vermaak en gelegenheid tot gejaagd rondkijken genoeg. Er moet iets overblijven —het is, helaas, weinig — voor den deemoedigen aanbidder van natuur en schoonheid, een enkel plekje, waar het den dood aankondigende bord met „bouwterrein te koop” niet grijnst, waar niet onafzienbare rijen grove bouwsels, met tuintjes vol producten van den commercieelen kweeker, het landschap onttrekken aan het oog.
Maar ook zeer vele van de dorpen, die iedereen thans kent, zijn verrukkelijk, al zijn zij ook niet ongerept gebleven. Hoe anders ook dan elders. Engeland en Duitschland hebben zeer zeker mooie dorpen, en ook vindt men er wel in Zwitserland en Oostenrijk. Zij kunnen echter, op enkele uitzonderingen na, niet met de onze vergeleken worden. Zelden bezitten ook de aantrekkelijkste de bekoring van de onze en zeer zeker missen zij het intieme, het innemende, het verzorgde en verfijnde karakter, verreweg den meesten onzer dorpen eigen. Wie van den bergweg ver en diep in het dal een Zwitsersch dorp ziet liggen, raakt onder de bekoring van hetgeen hij aanschouwt. Maar als hij het dorp betreedt, is bijna onveranderlijk ontnuchtering zijn deel. Geen boomen sieren de straten, die leeg en open in de zon liggen. Geen hagen scheiden de kleine ter-reintjes om de huizen van den weg. Geen kleurige en fleurige
51