niet beschermd tegen schennis door anderen, heeft haar zelf geschonden en gaat voort haar te schenden. Fraaie landgoederen en bosschen werden ten dienste van villa- en woningbouw vernietigd, prachtige oorden met banale straten overdekt, verrukkelijke heuvels afgegraven om het zand te gebruiken voor den aanleg van nuttelooze industrieterreinen. Degene, die, met droefenis in het hart, deze verwoesting aanschouwt, vraagt zich angstig af, waar en wanneer zij eindigen zal en staat geslagen door de vrees, dat het lustoord in een niet verre toekomst zal verdwenen zijn. Want ook in de aangrenzende gemeenten is de vernieling in vollen gang. Wie Oosterbeek, Doorwerth, de dorpen langs den Rijn tot Rhenen toe, Velp, Rheden, De Steeg, Rozendaal een kwart eeuw geleden heeft gekend en deze streken thans aanschouwt, hem is het droef te moede. Nog zijn er vele buitenplaatsen en uitgestrekte bosschen, heidevelden en heuvels, waar de mensch zich laven kan aan de weelde der natuur, genieten kan haar schoonheid, vinden kan de rust, de onontbeerlijke, goddelijke rust, die overal uit onze verbrokkelde en verworden samenleving verdreven wordt. Nog is er het stille woud, waar geen harde wegen zijn, zoodat de auto, de sightseeing car en dergelijke abominaties verre moeten blijven en hij,, die de natuur om haar zelfs wille lief heeft en zich ootmoedig voor haar buigt, met haar alleen is in heilig samenzijn. Er was steeds beduchtheid, dat de bosschen van Rozendaal, van Beekhuizen, van Biljoen, de Onzalige Bosschen, de heuvelen van de Worth-Rhedensche Mark, de Imbosch zouden verhanseld worden tot villaparken. Maar gelukkig heeft de onvolprezen Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten het meeste van dit alles gekocht en voor het Nederlandsche Volk behouden. Maar is er geen reden om te vreezen, dat eenmaal, weldra wellicht, langs den onvergelijkelijk schoonen weg van Velp tot Brum-men, van welken de Middachter Allee de glorie is, een „lintbebouwing” van nuffige landhuisjes, door enkele meters zoo-genaamden tuin van elkander gescheiden, in al hare afschuwelijkheid zal verrijzen? Voor een deel is het helaas reeds zoo. Het is met Gelderlands tweede stad, met Nijmegen, niet anders. Ja, de oude stad zal weinig lijden. Grachten, om aan den automobiel ten offer te brengen, vindt men hier niet. De geweldige St. Stevenskerk op zijn afgesloten plein, waar o. a. het antieke huis staat, dat thans den armenraad herbergt, de de prachtige Waag, het magnifieke Stadhuis, zij zullen geen gevaar loopen. Wel heeft men een eeuw geleden het heele
40