in aesthetisch opzicht niet veel te zeggen, doch Breda is daarentegen een zeer bekoorlijke stad, welker schoonste juweel de Gothische kerk is, die voor den Bosschen St. Jan weinig onderdoet, hem in sommige opzichten wellicht zelfs overtreft. Het oude kasteel, dat nu de Militaire Academie herbergt, heeft men niet ongeschonden gelaten, maar is niettemin nog in vele opzichten bezienswaardig; het Begijnhof heeft echter niets van zijn bekoring verloren en talrijk zijn de oude, schilderachtige plekjes en straatjes, die de levendige stad, omkranst door mooie singels en gelegen te midden van uitgestrekte bosschen, in een zeer schoone streek, vertoont.
Dan is daar het historische Bergen-op-Zoom. Daar zijn nog de overblijfselen van de sterke wallen, die, naar het Geuzenlied ons zegt, de Spaansche scharen stuitten, en staat nog, onwankelbaar, de Gevangenpoort, dat geduchte bouwwerk met zijn twee vervaarlijke torens, als een forsche herinnering aan het roemrijk verleden. Zulk een herinnering is ook het Markiezenhof, het groote en fraaie laat-Gothische gebouw, dat weliswaar zyn voormalige heerlijkheid verloren heeft en tot kazerne werd verlaagd, doch niettemin gebleven is een van de voornaamste aantrekkelijkheden van het oude stadje, dat zoo vaak een bolwerk des lands in den strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid is geweest.
Aan oude vestingstadjes is Noord-Brabant trouwens rijk: Grave, Geertruidenberg, Willemstad — het laatste nog bijna volledig in het bezit zijner oude wallen, zoowel in geschiedkundig opzicht als uit aesthetisch oogpunt slechts door die van Naarden geëvenaard — weinig op elkander gelijkend en toch elk voor zich van opmerkelijke aantrekkelijkheid.
Breede stroomen en riviermonden, hier en daar afgedamd, doch overigens in volle majesteit, scheiden de Zeeuwsche eilanden van het Brabantsche land. Op het schoonste, Walcheren, troont Middelburg, de hoofdstad van dezen archipel. Aan haar marktplein verrijst in kostelijke praal het laat-Gothische Stadhuis, een der fraaiste gebouwen van dezen aard in den lande, een levend overblijfsel uit den tijd van innig verband tusschen deze gewesten en Vlaanderen, een treffende getuigenis van de welvaart dier dagen, maar niet minder van den burgertrots, van de liefde der poorters tot hunne stad en van hun waar-digheidsbesef. Van lateren bloei, van anderen aard en oorsprong, getuigen de deftige gebouwen der Oost-Indische Compagnie en de talrijke patriciërshuizen uit de 17de en de 18de eeuw, thans, als bijna overal elders, meestal van bestemming
31