de Hartjesdag, de derde Maandag in Augustus. Omtrent den oorsprong van dit zonderlinge feest bestaat geen zekerheid. Het volk bekommert zich echter niet om archaeologische vraagstukken. De viering van dezen dag bestond in optochten van potsierlijk opgetuigde en geschminkte kinderen, uit de achterbuurten, die aan de huizen en bij de voorbijgangers om centen vroegen. Allerlei mannelijk en vrouwelijk schuim, in verschillende graden van dronkenschap, de vrouwen dikwijls in mannen-kleederen, reed in open rijtuigen door de stad. Des avonds werd in de volksbuurten vuurwerk afgestoken en geschoten, en er werden ook wel vreugdevuren ontstoken, bij welke plechtigheden de jenever niet ontbrak. Hevige vechtpartijen, onderling en met de politie, ontbraken evenmin.
In den loop der jaren is deze feestviering gaandeweg verschrompeld, dank zij den veredelenden invloed van de arbeidersbeweging en de van overheidswege genomen maatregelen tegen excessen, zoodat er thans nagenoeg niets meer van over is, behalve eenig gedoe met zevenklappers, vuurpijlen enz. in den avond. De verdwijning van dit zeer onsmakelijke stuk „folk lore” zal niemand betreuren.
Wel is het jammer, dat Amsterdam geen eigenlijke volksfeesten kent. De kermis werd langer dan zestig jaren geleden afgeschaft. De zoogenaamde voorjaarsmarkt onderging weinige jaren later hetzelfde lot. Het eenige, dat er voor in de plaats kwam, is de jaarlijksche viering van den verjaardag van Hare Majesteit de Koningin. Sinds Amsterdam geen garnizoen meer heeft en de schutterij is opgeruimd, ontbreken daarbij de militaire parades. De weinige uren van georganiseerde feestelijkheid, met het vuurwerk, dat des avonds wordt afgestoken, zijn geen eigenlijke spontane volksfeesten.
De vraag is echter, of in dezen tijd wel spontane feesten mogelijk zijn. Sinds vele jaren is er op dit stuk weinig bemoedigends waar te nemen. Wij bezitten een schat van oude, mooie volksliederen van den verschei-densten aard. Maar wie kent, wie zingt ze? Het volk zeker niet. Gedurende des schrijvers leven werden slechts ordinaire, dikwijls van kermissen of van operettes van lagere orde afkomstige, zinlooze teksten op miserabele wijsjes, gezongen: „Sara, je rokt zakt af; moeder ’t is me sleep” — „Zwaluw, waarheen is uw vlucht?” — „Kiele, kiele, Tolhuis” — „Overal, overal, overal, waar de meisies zijn, waar de meisies zijn, overal, overal, overal, waar de meisies zijn daar is ’t bal” ■— „Atju, wij moete, elkander groete, atju, vaarwel, tot wederziens” — „Had ’k maar nooit geteekend” — „Hij is gaan vare, zoo ver van hier, al met die mooie meisies van plezier” — „Bokkie, bokkie bè” enz. enz. ad infinitum.
5 65